Goed om te weten: de pandemie met het nieuwe H1N1-influenzavirus (situatie op 01/09/09)
Het ziekteverloop en de risicogroepenDe virulentie en het ziekmakend vermogen van het pandemische H1N1-virus zijn momenteel niet zorgwekkend, en zijn vergelijkbaar met deze van de seizoensinfluenzavirussen van de laatste jaren. Men verwacht dan ook dat de meeste patiënten met influenza door het pandemische H1N1-virus, een gunstige evolutie zullen kennen. Er is echter een dubbel probleem. Enerzijds zullen er waarschijnlijk meer mensen ziek worden omdat er bij de bevolking nog bijna geen immuniteit is tegenover dit nieuwe virus. Anderzijds kunnen de groepen met verhoogd risico van complicaties en hoge morbiditeit nog niet gevaccineerd worden. Op dit ogenblik (situatie op 01/09/09) wordt aangeraden om een behandeling met een neuraminidase- inhibitor [oseltamivir (Tamiflu®), zanamivir (Relenza®)] enkel te overwegen bij de patiënten met symptomen van influenza die behoren tot een van de door het Interministeriële Commissariaat Influenza gedefinieerde risicogroepen. De risicogroepen gedefinieerd door het Interministeriële Commissariaat Influenza ( www.influenza.be ) zijn de volgende.
Gezien onder andere de moeilijkheden om een griepaal syndroom te definiëren, zeker bij jonge kinderen en ouderen, en de bedenkingen over de doeltreffendheid van de neuraminidase-inhibitoren (zie verder in dit artikel), zal de arts in ieder individueel geval in functie van de klinische context beslissen al of niet een dergelijke behandeling te starten. De behandeling heeft, in de ambulante setting, maar zin indien ze binnen de 48 uur na optreden van de symptomen wordt gestart. Hierbij dient ook te worden opgemerkt dat het afbakenen van de risicogroepen vooral gebeurt op basis van consensus, en dat er maar weinig harde evidentie is waarop men zich kan baseren. Dit maakt dat de aanbevelingen inzake de risicogroepen nogal uiteenlopen tussen de verschillende instanties [bv. WGO, het Amerikaanse Centers for Disease Control and Prevention (CDC), het Nederlandse Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM)]. Zo worden voor wat betreft het starten van een neuraminidase-inhibitor bij zwangere vrouwen en kinderen, door het RIVM enkel deze met onderliggend lijden (en dan vooral in het derde zwangerschapstrimester) en kinderen jonger dan 2 jaar beschouwd als hoog risico ( www.rivm.nl , aanbeveling van 13/08/09). Bij de risicogroepen dient men in het bijzonder attent te zijn op eventuele complicaties van influenza; een frequente complicatie is pneumonie. Bij diabetespatiënten met symptomen van influenza zal men daarenboven de glykemiewaarden extra volgen en de behandeling waar nodig aanpassen. Doeltreffendheid van de neuraminidase- inhibitoren
Ongewenste effecten van de neuraminidase-inhibitorenIn de hierboven besproken meta-analyse kwam voor oseltamivir braken als enig ongewenst effect naar voren. Braken is inderdaad een frequent ongewenst effect voor oseltamivir (frequentie tot 10% in de klinische studies). De studies zijn echter te kleinschalig om meer zeldzame ongewenste effecten te detecteren. Met oseltamivir en zanamivir zijn bijvoorbeeld neuropsychiatrische effecten (convulsies, delirium, agitatie, hallucinaties) gerapporteerd, vooral bij kinderen en adolescenten, maar de incidentie is niet bekend, en de causaliteit staat niet vast. Met zanamivir zijn ook allergische reacties (bv. orofaryngaal oedeem of oedeem van het aangezicht, huiderupties) en respiratoire problemen (bv. bronchospasme, vooral bij patiënten met astma of COPD) beschreven. In Britse scholen werden een aantal kinderen gevolgd nadat ze profylactisch, in het kader van influenza door het pandemische H1N1-virus, oseltamivir hadden gekregen [Eurosurveillance 2009;14, n°30 via www.eurosurveillance.org ]. Gastro-intestinale effecten werden frequenter gemeld dan in gerandomiseerde studies; ook centrale effecten (vooral slaapstoornissen, nachtmerries, concentratiestoornissen) waren vrij freqent (1 op 5 behandelde kinderen of adolescenten). Ook hier geldt natuurlijk de beperking dat de causaliteit moeilijk te bewijzen is (o.a. door afwezigheid van een controlegroep; vaak gaat het om symptomen die ook ten gevolge van influenza kunnen optreden). Posologie van de neuraminidase-inhibitoren (curatieve dosis)De behandelingsduur bedraagt voor beide neuraminidase-inhibitoren 5 dagen. Oseltamivir (Tamiflu®)
Wanneer de tabletten/capsules Tamiflu® niet kunnen ingeslikt worden, kunnen deze geplet/ geopend worden en gemengd met een zoet voedingsmiddel zoals jam om de bittere smaak te maskeren. Een alternatief is de inhoud van de capsule te verdunnen in een beetje water, en eenzelfde hoeveelheid zoete, viskeuze vloeistof (bv. een siroop) toe te voegen, met goed mengen. Zanamivir (Relenza®)
NotaIedereen is benieuwd naar de specifieke vaccins tegen het pandemische H1N1-virus, maar het is niet mogelijk meer details te geven. In ieder geval wordt aangeraden om bij de klassieke risicogroepen de vaccinatie met de seizoensgebonden influenzavaccins te starten zoals andere jaren (dus vanaf begin oktober). Zodra meer gegevens beschikbaar zijn over het pandemische vaccin, komen we hierop terug (in eerste instantie via de rubriek "Goed om te weten" op onze website). |