Recente informatie
-
Hoofdstuk 1.9.2. Dabigatran (Pradaxa®) en rivaroxaban (Xarelto®) zijn twee nieuwe anticoagulantia voor oraal gebruik (beschikbaar sedert oktober 2009). Beide middelen zijn geregistreerd voor gebruik bij volwassen patiënten voor de primaire preventie van veneuze trombo-embolische events bij majeure orthopedische chirurgie (totale knie- of heupprothese).
Hoewel deze nieuwe anticoagulantia het voordeel hebben van een orale behandeling zonder biologische monitoring, zijn er geen bewijzen dat ze klinisch doeltreffender zijn dan een heparine met laag moleculair gewicht, en het gebrek aan gegevens over hun veiligheid op lange termijn en bij bepaalde types patiënten noopt tot voorzichtigheid. In de praktijk is de risico-batenverhouding van heparines met laag moleculair gewicht beter bekend, en deze blijven de eerste keuze in de primaire preventie van veneuze trombo-embolische events bij orthopedische chirurgie. In één van de volgende nummers van de Folia zal een artikel gewijd worden aan deze nieuwe anticoagulantia.
- Hoofdstuk 5.5. Methylnaltrexon (Relistor®, beschikbaar sedert oktober 2009) is een antagonist van de perifere opiaatreceptoren, o.a. ter hoogte van de gastro-intestinale mucosae. Het wordt voorgesteld in subcutane injectie voor de behandeling van opiaat-geïnduceerde obstipatie bij palliatieve patiënten, bij onvoldoende antwoord op de gebruikelijke laxativa, zonder het analgetisch effect van het opiaat te wijzigen. Methylnaltrexon is niet aangewezen voor de preventie van obstipatie. De in de bijsluiter vermelde posologie is 8 mg voor patiënten met een lichaamsgewicht tussen 38 en 61 kg, en 12 mg voor patiënten met een lichaamsgewicht tussen 62 en 114 kg, via een inspuiting om de twee dagen (of met langere intervallen, in functie van de noodzaak). De doeltreffendheid van methylnaltrexon is echter beperkt en de ongewenste effecten zijn frequent (abdominale pijn, flatulentie, diarree, nausea, vertigo). Er zijn geen vergelijkende studies met andere laxativa beschikbaar. De kostprijs maakt dat methylnaltrexon geen eerstekeuzegeneesmiddel is. [In verband met de behandeling van obstipatie door opiaten, zie
Folia januari 2003 ]. Het RIZIV voorziet terugbetaling (categorie b, hoofdstuk IV) voor de verpakkingen van 7 flacons bij palliatieve patiënten in geval van opiaat-geïnduceerde obstipatie die niet of onvoldoende reageert op laxativa in voldoende hoge dosis.
- Hoofdstuk 7.3.5. Ulipristal (Ellaone®, beschikbaar sedert oktober 2009) is een selectieve progesteronreceptor-modulator, voorgesteld voor urgentie-anticonceptie. De behandeling bestaat uit één enkel comprimé oraal in te nemen, zo vlug mogelijk na een niet-veilige seksuele betrekking (niet later dan 5 dagen erna). Vergelijkende studies met levonorgestrel, toegediend als urgentie-anticonceptivum binnen de 72 uur na een niet-veilige seksuele betrekking, toonden dat ulipristal minstens even doeltreffend is als levonorgestrel. De voornaamste ongewenste effecten van ulipristal zijn abdominale pijn en menstruatiestoornissen. Omwille van zijn affiniteit voor corticosteroïdreceptoren wordt ulipristal niet aanbevolen bij vrouwen met ernstig astma die onvoldoende wordt gecontroleerd door een corticosteroïd voor oraal gebruik. De doeltreffendheid van ulipristal kan verminderen bij gelijktijdig gebruik van CYP3A4- inductoren (zie tabel in het Gecommentarieerd Geneesmiddelenrepertorium editie 2009, blz. 37) of maagzuursecretie-inhibitoren. Na urgentie-anticonceptie met ulipristal is bescherming door een barrière-anticonceptiemethode aangewezen tot het begin van de volgende menstruatie. Gelijktijdige inname van zowel levonorgestrel als ulipristal als urgentie-anticonceptie dient vermeden te worden. Ten slotte dient ook rekening te worden gehouden met de veel hogere kostprijs dan deze van de specialiteiten op basis van levonorgestrel die voorgesteld worden bij urgentie-anticonceptie. Ellaone® is voorschriftplichtig en wordt door het RIZIV terugbetaald in categorie csJ, d.w.z. bij vrouwen jonger dan 21 jaar.
- Hoofdstuk 9.2.2.10. Tocilizumab (Roactemra®, beschikbaar sedert oktober 2009) is een nieuw immunosuppressivum voor hospitaalgebruik. Het gaat om een monoklonaal antilichaam gericht tegen de interleukine-6-receptor. Tocilizumab wordt, in associatie met methotrexaat, voorgesteld voor de behandeling van actieve, matige tot ernstige reumatoïde arthritis bij onvoldoende effect op of bij intolerantie aan de andere remissie-inductoren en TNF-inhibitoren. De ongewenste effecten zijn deze van de immunosuppressiva in het algemeen; de ongewenste effecten op lange termijn zijn niet bekend. Tocilizumab kan interacties geven met geneesmiddelen afgebroken door CYP3A4, 1A2, 2C9 en 2C19 (zie tabel in het Gecommentarieerd Geneesmiddelenrepertorium editie 2009, blz. 37). [In verband met de behandeling van reumatoïde artritis, zie
Folia maart 2005 ].
|