Aandacht in de pers voor de mogelijkheid van een influenzapandemie 18 oktober 2005

De laatste tijd wordt in de pers veel aandacht besteed aan de mogelijkheid van een influenzapandemie. Gemiddeld 3 tot 4 keer in een eeuw treedt een influenzapandemie op. Dit is het gevolg van periodieke majeure wijzigingen (“shifts”) in de genetische code van de influenza A-virussen die bij de mens circuleren. Dat de vrees voor een nakende pandemie toeneemt heeft te maken met het feit dat de laatste pandemie dateert van de jaren ‘70, maar ook met de problematiek van de vogelgriep. Inderdaad circuleert bij vogels een zeer virulent influenza A-virus, het H5N1 subtype, dat vooral bij pluimvee leidt tot infecties met hoge mortaliteit. Een aantal gevallen van overdracht van dit virus van vogel naar mens zijn beschreven, met een aantal infecties met fatale afloop. De vrees bestaat dat als iemand besmet wordt door beide virussen, de menging van het H5N1-subtype met het menselijk influenzavirus, een nieuwe, zeer virulente variant van het virus zou doen ontstaan, die bij de mens zeer besmettelijk zou zijn.

Wereldwijd worden maatregelen uitgewerkt om een eventuele pandemie zo efficiënt mogelijk te bestrijden. Er wordt b.v. gezocht naar een vaccin dat doeltreffend is tegen het H5N1-subtype. In meerdere landen is ook beslist een stock aan te leggen van het antivirale middel oseltamivir (Tamiflu®), maar er zijn een aantal beperkingen aan het gebruik van dit middel (geen bewezen gunstige effecten op de complicaties van influenza, snelle behandeling na optreden van de symptomen noodzakelijk, onbekend in hoeverre resistentie zal optreden, onzekerheid over de doeltreffendheid bij vogelgriep bij de mens) waardoor het succes van deze maatregel niet kan gegarandeerd worden.

Op dit ogenblik, in afwezigheid van een pandemie, is er geen reden om de huidige aanbevelingen inzake influenzapreventie te wijzigen.

- Wat de klassieke vaccinatie bij de mens betreft, moet de aandacht in de eerste plaats blijven gaan naar de risicogroepen: b.v. personen ouder dan 60 jaar, zeker als zij in een instelling verblijven, patiënten met chronische renale, cardiale en metabole afwijkingen, kinderen met astma [zie Folia augustus 2002, augustus 2004 en augustus 2005; in verband met het toedieningsschema bij kinderen, zie Gecommentarieerd Geneesmiddelenrepertorium 2005, hoofdstuk 9.1.1.1.3., en Folia december 2002]. Ook personen die door regelmatig contact het virus kunnen overdragen aan risicopatiënten (b.v. artsen, ziekenhuispersoneel) komen voor vaccinatie in aanmerking. Personen die beroepshalve in nauw contact komen met pluimvee (b.v. mensen die werken in een pluimveebedrijf of instaan voor opruiming van pluimvee; dus niet mensen die thuis een paar vogels hebben) en ook varkens worden eveneens best gevaccineerd: het vaccin tegen het menselijk influenzavirus is niet actief tegen het vogelgriepvirus, maar door vaccinatie hoopt men te vermijden dat het menselijke influenzavirus de kans krijgt zich te vermengen met het vogelgriepvirus.
Het is dus op dit ogenblik niet aangewezen de vaccinatie uit te breiden naar de hele bevolking. Rekening houdende met de beperkte voorraad vaccins, zou dit de vaccinatie bij de risicogroepen in het gedrang brengen.

- De antivirale middelen kunnen de vaccinatie niet vervangen, en men dient rekening te houden met hun beperkingen (cfr. supra, en Folia december 2002, augustus 2003, augustus 2004 en augustus 2005]. Het is, op dit ogenblik, in het vooruitzicht van een eventuele pandemie, niet zinvol een voorraad ervan aan te leggen voor persoonlijk gebruik.


Nuttige referenties:
New Engl J Med 2005;353: 1374-85 

website van de Federale Overheidsdienst Volksgezondheid, Veiligheid van de voedselketen en Leefmilieu

website WVVH