Alopecia is een partiële of totale, tijdelijke of definitieve uitval van het hoofdhaar en/of het haar elders op het lichaam. Dit kan één of meerdere zones treffen of diffuus zijn. Alopecia kan plotseling optreden of een traag progressief beloop kennen. Er zijn diverse oorzaken gekend: hormonale stoornissen (bv. hyperandrogenie, schildklierstoornissen), voedingstekorten (bv. ijzertekort), auto-immuunziekten (bv. lupus, sclerodermie), infecties, ontstekingen, tumoren, fysiek of emotioneel trauma, evenals sommige intoxicaties (bv. met kwik of arseen) en inname van geneesmiddelen. Haaruitval kan belangrijke psychologische gevolgen hebben.

In een recent artikel uit La Revue Prescrire [2016;36:20-9] wordt de stand van zaken gegeven over de geneesmiddelen waarvan het vermoeden van betrokkenheid bij alopecia het grootst is. Het causale verband tussen alopecia en inname van een geneesmiddel is soms moeilijk vast te stellen: het mechanisme achter de haaruitval is dikwijls onbekend; andere oorzaken kunnen een rol spelen; de incidentie van dit ongewenste effect is soms laag.

Alopecia werd vooral beschreven met volgende geneesmiddelen.

  • Antitumorale middelen.
  • De azoolantimycotica (vooral bij langdurige behandeling met hoge doses).
  • De interferonen.
  • Vele immunosuppressiva: o.a. leflunomide en teriflunomide, ciclosporine, tacrolimus, TNF-remmers.
  • Lithium.

Alopecia werd, waarschijnlijk met een lagere incidentie, ook beschreven met onder andere volgende geneesmiddelen.

  • Hormonale behandelingen: testosteron, danazol en tibolon (alopecia gerelateerd aan de androgene eigenschappen van deze geneesmiddelen), bicalutamide; progestagenen, clomifeen, tamoxifen, aromatase-inhibitoren, thyreostatica.
  • Vitamine A (teken van chronische intoxicatie) en de retinoïden acetretine, isotretinoïne en tretinoïne.
  • Antihypertensiva: calciumantagonisten (o.a. verapamil, nifedipine), β-blokkers (ook bij toediening via het oog), ACE-inhibitoren.
  • Amiodaron.
  • Heparines (vooral bij langdurig gebruik), vitamine K-antagonisten.
  • Hypolipemiërende middelen (o.a. statines).
  • Selectieve serotonine-heropnameremmers (o.a. fluoxetine), noradrenaline- en serotonine-heropnameremmers (o.a. venlafaxine), agomelatine.
  • Valproïnezuur.
  • Diverse antivirale middelen (o.a. boceprevir, daclatasvir, antiretrovirale middelen), antibiotica (o.a. nitrofurantoïne) en antiparasitaire middelen (o.a. chloroquine, mefloquine).

Wanneer de kans groot is dat een behandeling alopecia zal veroorzaken (zoals dit het geval is met antitumorale middelen) dient de patiënt vooraf ingelicht te worden opdat deze zich zou kunnen voorbereiden op dit ongewenste effect, en kan de patiënt gerustgesteld worden dat dergelijke alopecia dikwijls reversibel is.