Voor de “Recente Informatie” van maart 2012, zie de rubriek “Goed om te weten” op onze website en de Folia van april 2012.

 

: geneesmiddel met een nieuw actief bestanddeel of nieuw biologisch geneesmiddel, waarvoor het melden van ongewenste effecten aan het Belgisch Centrum voor Geneesmiddelenbewaking wordt aangemoedigd.

 

Apixaban (Eliquis®; hoofdstuk 2.1.2.3.) is een nieuw oraal anticoagulans; het gaat om een specifieke inhibitor van factor X, zoals rivaroxaban. In tegenstellling tot dabigatran en rivaroxaban is het product niet geregistreerd voor  de preventie van trombo-embolie in het kader van voorkamerfibrillatie, maar enkel voor de preventie van veneuze trombo-embolische events bij volwassen patiënten bij majeure orthopedische chirurgie (totale knie- of heupprothese). De resultaten van de studies (ADVANCE 2 en 3) over de doeltreffendheid van apixaban in deze indicatie, tonen een statistisch significante vermindering van de incidentie van het primaire eindpunt (een combinatie van alle trombo-embolische events en van de mortaliteit) met apixaban ten opzichte van enoxaparine (40 mg p.d. subcutaan). Er zijn geen statistische significante verschillen tussen deze twee geneesmiddelen wat betreft het risico van majeure bloedingen. Er dient echter opgemerkt dat deze studies uitgevoerd werden bij patiënten zonder comorbiditeit en dat deze resultaten dus niet kunnen geëxtrapoleerd worden naar de gehele populatie. De voornaamste ongewenste effecten van apixaban zijn bloedingen, anemie, gastro-intestinale stoornissen en stijging van de leverenzymen. Apixaban wordt gemetaboliseerd door CYP3A4 en is een substraat van P-glycoproteïne, met mogelijkheid van interacties. Ernstige leverinsufficiëntie is een contra-indicatie, en voorzichtigheid is geboden bij vermindering van de nier- en leverfunctie. In de praktijk is de risico-batenverhouding van heparines met laag moleculair gewicht beter gekend, en deze blijven de eerste keuze in de primaire preventie van trombo-embolische events bij orthopedische chirurgie.

Retigabine (Trobalt®; hoofdstuk 10.7.2.8.) is een anti-epilepticum voorgesteld in associatie voor de behandeling van partiële epilepsie met of zonder secundaire veralgemening bij patiënten van 18 jaar of ouder. Toevoeging van retigabine aan de anti-epileptische behandeling vermindert, ten opzichte van placebo, het aantal partiële epileptische aanvallen, maar er zijn geen vergelijkende studies met andere anti-epileptica beschikbaar. De ongewenste effecten van retigabine zijn deze van de anti-epileptica in het algemeen met risico van neurologische stoornissen (vooral visuele hallucinaties), alsook urinaire problemen (mictiestoornissen, nierkolieken) en risico van verlenging van het QT-interval. Er een gering risico van farmacokinetische interacties met retigabine (geen interacties met CYP- iso-enzymen en P-glycoproteïne), maar voorzichtigheid is geboden bij vermindering van de nierfunctie en bij patiënten met risico van verlenging van het QT-interval. Bij gebrek aan vergelijkende studies met andere anti-epileptica is de plaats van retigabine in de aanpak van partiële epilepsie moeilijk te bepalen; het geringe risico van interacties zou in bepaalde situaties wel een voordeel kunnen zijn.

Fingolimod (Gilenya®; hoofdstuk 12.3.2.10.) is een immunosuppressivum voor oraal gebruik, voorgesteld in monotherapie voor de behandeling van zeer actieve vormen van “recidiverende en herstellende multipele sclerose“. De resultaten van twee studies tonen een statistisch significante vermindering van het aantal opstoten per jaar bij patiënten behandeld met fingolimod, vergeleken met placebo en vergeleken met interferon ß, maar het  bekomen voordeel is gering in absolute waarden, en een effect op de verergering van het handicap werd niet aangetoond.  De voornaamste ongewenste effecten van fingolimod zijn (soms ernstige) hartgeleidingsstoornissen (ernstige bradycardie, atrioventriculair blok, vooral bij het begin van de behandeling), macula-oedeem en stijging van de leverenzymen.  Zoals alle immunosuppressiva geeft fingolimod een risico van infecties op korte termijn, en op lange termijn een risico van kanker. Rekening houdend met zijn ongewenste effecten en de geringe ervaring ten opzichte van interferon ß, is fingolimod geen eerste keuze bij “recidiverende en herstellende multipele sclerose” [zie ook Folia maart 2009].