De vaccins toegediend aan kinderen en jongeren in het kader van hun basisvaccinaties  worden gratis verstrekt door de Gemeenschappen, met uitzondering van het rotavirusvaccin (zie tabel 12a in het Repertorium). Vanaf 1 juli 2014 zijn er een aantal wijzigingen in het aanbod van de vaccins die door de Vlaamse overheid gratis ter beschikking worden gesteld[1]. We geven hierna de wijzigingen, met enkele commentaren. Er zijn op korte termijn geen wijzigingen voorzien in het aanbod door de Waalse overheid. Voor Brussel moet met de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie nog afgesproken worden of deze vaccins ook gratis zullen kunnen bekomen worden of niet.

–       Infanrix Hexa® wordt vervangen door Hexyon®.

o   Hexyon® is zoals Infanrix Hexa® een hexavalent vaccin voor de vaccinatie tegen polio, difterie, tetanus, kinkhoest, Hib en hepatitis B. Het vaccinatieschema blijft ongewijzigd. Hexyon® kan volgens de aanbevelingen van het Agentschap Zorg en Gezondheid op hetzelfde ogenblik (maar wel op een andere plaats) worden toegediend als het meningokokkenvaccin Neisvac C®.

o   Voor wie gestart is met Infanrix Hexa®, worden de eerste drie doses best  met Infanrix Hexa® afgewerkt.

–       Gardasil® (HPV-vaccin met eiwitten van de HPV-types 6, 11, 16 en 18) wordt vervangen door Cervarix® (HPV-vaccin met eiwitten van de HPV-types 16 en 18). In plaats van 3 doses van het HPV-vaccin zullen 2 doses (interval van 6 maanden tussen de 2 doses) worden toegediend. De vaccinatie blijft gratis bij meisjes in het 1ste jaar van het secundair onderwijs.

o   Voor wie gestart is met Gardasil®, wordt de vaccinatie best met Gardasil® afgewerkt.

o   Cervarix® en Gardasil® bevatten beiden de HPV-types 16 en 18, die verantwoordelijk zijn voor ongeveer 70% van de gevallen van baarmoederhalskanker. Er zijn geen studies die toelaten om het ene vaccin te verkiezen boven het andere wat betreft preventie van baarmoederhalskanker [zie Folia januari 2012].

o   Cervarix® bevat de HPV-types 6 en 11 niet. Daardoor kan Cervarix® geen bescherming bieden tegen genitale wratten.

o   Voor Cervarix® was het advies tot voor kort dat 3 doses moesten worden toegediend, onafhankelijk van de leeftijd. Sinds kort heeft het Europees Geneesmiddelenbureau bij meisjes van 9 tot en met 14 jaar een schema met 2 doses aanvaard. Uit non-inferiority-studies blijkt dat de immuunrespons met het “2 doses-schema” bij meisjes van 9 tot 14 jaar oud, niet lager is dan de immuunrespons met het “3 doses-schema” bij vrouwen van 15 tot 25 jaar oud. Er zijn bij de zeer jonge meisjes geen gegevens over het effect van de vaccinatie op eindpunten zoals preventie van infectie of van cervicale dysplasie. Door extrapolatie van de immuunrespons neemt men echter aan dat het effect op deze eindpunten even groot is bij de zeer jonge meisjes als bij vrouwen tussen 15 en 25 jaar bij wie een gunstig effect op deze eindpunten wel is aangetoond.

 

–       Tedivax pro adulto® dat bij volwassenen gebruikt werd voor de herhalingsinenting om de 10 jaar tegen tetanus en difterie, wordt vervangen door Boostrix®. Boostrix® bevat, naast tetanus- en difterie-anatoxine, ook Bordetella pertussis-antigenen. Daarenboven wordt Boostrix® ook gratis aangeboden voor de vaccinatie tegen kinkhoest van zwangere vrouwen; er wordt aanbevolen te vaccineren tussen week 24 en week 32 van de zwangerschap, en dit bij elke zwangerschap.

o   De incidentie van kinkhoest neemt wereldwijd, ook in België, toe. Daarom werd in 2008 al besloten om een hervaccinatie te voorzien voor adolescenten (14 à 16 jaar) [zie Folia van april 2008].

o  Jonge zuigelingen, die de grootste kans hebben op ernstige kinkhoestcomplicaties, lopen dus een grote kans om in contact te komen met de kiem. De vaccinatie tegen kinkhoest is in de eerste plaats gericht op het voorkómen van kinkhoest bij de jonge zuigelingen die nog niet of slechts gedeeltelijk gevaccineerd zijn [zie Folia van oktober 2013].

o   Reeds meerdere jaren wordt aandacht gevraagd voor de vaccinatie van volwassenen die frequent in contact komen met zuigelingen, bijvoorbeeld jonge ouders en grootouders (“cocoonvaccinatie”). Met de vaccinatie van de zwangere vrouw tussen week 24 en week 32 hoopt men het kind reeds van bij de geboorte bescherming te bieden tegen kinkhoest. Placentaire transfer van kinkhoestantilichamen is aangetoond, maar het is momenteel niet geweten in hoeverre dit resulteert in een vermindering van het aantal ernstige kinkhoestcomplicaties bij de zuigelingen jonger dan 2 maanden. Vaccinatie met een niet-levend vaccin zoals kinkhoest wordt als veilig beschouwd tijdens de zwangerschap, maar opvolging blijft belangrijk. [Zie Folia van oktober 2013 en JAMA 2014;311:1760-9, met commentaar 1736-7]