Apixaban

ATC: B01AF02

Ouderenzorg

Selecties

Cardiovasculair stelsel:

  • Voorkamerfibrillatie - preventie van trombo-embolische events :
    • Eerste keuze (nieuwe patiënten* - behalve bijzondere situaties**) wanneer antistolling wordt overwogen (zie 2.1.2. Anticoagulantia rubriek "Plaatsbepaling").
  • Behandeling en secundaire preventie van veneuze trombo-embolie (VTE) - middellange en langdurige behandeling (aansluitend op de initiële behandeling met LMWH):
    • Eerste keuze (behalve bijzondere situaties**).
* NB: Bij patiënten die goed onder controle zijn met VKA's en zelfs als er geen contra-indicatie is voor een DOAC, blijft een systematische overschakeling op een DOAC af te raden vanwege een verhoogd risico op bloedingen.
** DOAC's zijn gecontra-indiceerd bij mensen met klepprothese of bij mitraalstenose. Het gebruik ervan wordt afgeraden bij patiënten met antifosfolipidensyndroom. DOAC's zijn substraten van P-gp en, voor apixaban en rivaroxaban, van CYP3A4. Gelijktijdig gebruik van sterke remmers (of inductoren) verhoogt het risico op complicaties.

Motivatie

  • VKA's en DOAC's hebben een vergelijkbare werkzaamheid bij trombo-embolische preventie.
  • DOAC 's zijn veiliger dan VKA's, met een lager risico op majeure bloeding en op interacties met andere geneesmiddelen. Bij oudere patiënten lijkt het voordeel van DOAC's ten opzichte van VKA's echter minder duidelijk. Bovendien worden DOAC's soms afgeraden of gecontra-indiceerd (zie ** bij rubriek Selectie).
  • In tegenstelling tot VKA's vereisen DOAC's geen regelmatige INR-controle, wat het gebruik ervan vereenvoudigt.
  • Bij oudere patiënten die goed gestabiliseerd zijn op VKA's, is een verhoogd risico op bloedingen aangetoond wanneer VKA's worden vervangen door DOAC's, wat het handhaven van de VKA bij deze patiënten rechtvaardigt.
  • Apixaban is het DOAC met het beste veiligheidsprofiel (lager risico op bloedingen in vergelijking met andere DOAC's en VKA's).

Indicatie
Trombo-embolische preventie bij VKF - Eerste keuze (voorwaardelijke selectie) Behandeling en secundaire preventie van VTE - Eerste keuze (voorwaardelijke selectie)
Criteria voor
de selectie
Werkzaamheid + +
Veiligheid + +
Gebruiksgemak + +
Prijs
Expert
consensus


Dosering


  • Voor trombo-embolische preventie bij niet-valvulaire voorkamerfibrillatie, is er geen dosisaanpassing nodig op basis van leeftijd BEHALVE bij patiënten van 80 jaar en ouder, als ze minder dan 60 kg wegen en/of hun serumcreatinine ≥ 1,5 mg/dl is.
    • Normale dosis: 10 mg p.d. in 2 doses.
    • Gereduceerde dosis: 5 mg p.d. in 2 doses.
  • Voor de behandeling en secundaire preventie van VTE is er geen dosisaanpassing nodig op basis van leeftijd.
    • Behandeling van VTE:
      • 20 mg p.d. in 2 doses gedurende 7 dagen,
      • Nadien 10 mg p.d. in 2 doses gedurende 3 tot 6 maanden.
    • Secundaire preventie (indien geïndiceerd, na behandeling van 6 maanden voor DVT of longembool):
      • 5 mg p.d. in 2 doses.
  • Zie 2.1.2.1.2. Directe orale anticoagulantia (DOAC’s)

In geval van nierfalen

  • Bij matige nierinsufficiëntie (vanaf een creatinineklaring van 60 ml/min/1,73m2 of lager):
    • Geen dosisaanpassing nodig
    • BEHALVE bij aanwezigheid van ten minste 2 criteria voor dosisvermindering:
      • Serumcreatinine ≥ 1,5 mg/dl
      • ≥ 80j
      • ≤ 60 kg
        • Lagere dosis: 5 mg p.d. in 2 doses
  • Bij ernstige nierinsufficiëntie (gedefinieerd als creatinineklaring van 15 tot 30 ml/min./1,73m2):
    • Preventie van trombo-embolische events bij niet-valvulaire voorkamerfibrillatie:
      • Lagere dosis: 5 mg p.d. in 2 doses.
    • Behandeling en secundaire preventie van VTE:
      • Voorzichtigheid

Delen en pletten

Voorzorgsmaatregelen voor gebruik

BIJZONDERE VOORZORGEN VOOR OUDEREN

De rubrieken hieronder verwijzen naar de geneesmiddelgroep waartoe het hier beschreven geneesmiddel behoort, indien deze beschikbaar zijn in het Gecommentarieerd Geneesmiddelen Repertorium.

Ongewenste effecten

  • DOAC’s zijn geneesmiddelen met een nauwe therapeutisch-toxische marge.
  • Bloeding: het risico neemt toe bij nierinsufficiëntie.
  • Gastro-intestinale stoornissen, verhoging van de leverenzymen.
  • Zelden: trombopenie.
  • Dabigatran: ook vermoeden van licht verhoogd risico van myocardinfarct; slokdarmletsels indien niet genomen met voldoende water (zelden).
  • Inhibitoren van factor Xa: ook huiduitslag.

Interacties

  • Verhoogd risico van bloeding bij inname van meerdere antitrombotische middelen of bij associëren van DOAC’s met andere middelen die bloeding kunnen veroorzaken zoals de NSAID's, de SSRI’s en de serotonine- en noradrenaline-heropnameremmers (SNRI’s).
  • Verhoogd risico van gastro-intestinale bloeding bij associëren van DOAC’s met orale corticosteroïden.
  • Dabigatran is een substraat van P-gp (zie Tabel Id. in Inl.6.3.).
  • Apixaban is een substraat van CYP3A4 en van P-gp (zie Tabel Ic. in Inl.6.3. en Tabel Id. in Inl.6.3.).
  • Edoxaban is een substraat van P-gp (zie Tabel Id. in Inl.6.3.).
  • Rivaroxaban is een substraat van CYP3A4 en van P-gp (zie Tabel Ic. en Tabel Id. in Inl.6.3.).

Contra-indicaties

  • Actieve bloeding en verhoogd bloedingsrisico.
  • Mechanische kunstkleppen; gedurende de eerste 3 maanden na plaatsing van een bioprosthetische klep.
  • Matig ernstige tot ernstige mitraalstenose
  • Ernstige ongecontroleerde hypertensie.
  • Gebruik bij patiënten met een voorgeschiedenis van trombose gepaard met antifosfolipidensyndroom, wordt afgeraden wegens hoger risico van recidieftrombose dan met vitamine K-antagonisten [zie Folia januari 2020].
  • Leverlijden met coagulopathie (SKP). Op de website https://www.geneesmiddelenbijlevercirrose.nl wordt rivaroxaban als “onveilig” (te vermijden) bij levercirrose (evenwel enkel bij matig ernstige en ernstige cirrose) beoordeeld.
  • Dabigatran: ook ernstige nierinsufficiëntie: bij volwassenen eGFR < 30 ml/min/1,73m2; bij kinderen: eGFR < 50 ml/min/1,73m2.

Prijstabel