Heparines met laag moleculair gewicht

In verband met het artikel "Heparines met laag moleculair gewicht&quot in de Folia van juni 1999 , werd ons de vraag gesteld of heparines met laag moleculair gewicht ook aanbevolen zijn ter preventie van diepe veneuze trombose bij posterieure spinale chirurgie. Bij een dergelijke vraag in verband met een specifieke ingreep is het moeilijk een concreet antwoord te geven. Drie punten moet men hierbij afwegen.

  • Vooreerst moet men nagaan wat het risico is op diepe veneuze trombose en eventueel longembool bij de ingreep. In geval van posterieure spinale chirurgie wordt dit risico geschat op 5 à 10% [ Spine 17 : 8S(1992) en Chest 114 : 536S(1998)].
  • Het tweede punt is te weten of, en in welke mate het gebruik van heparines met laag moleculair gewicht het risico op diepe veneuze trombose en longembool vermindert. Dit is voor posterieure spinale chirurgie niet bekend.
  • Het derde punt bestaat uit het inschatten van het percentage patiënten bij wie, ten gevolge van de preventieve behandeling met een heparine met laag moleculair gewicht, bloedingscomplicaties optreden. In geval van posterieure spinale chirurgie vreest men vooral het optreden van subdurale en epidurale hematomen die een nieuwe ingreep kunnen noodzakelijk maken; concrete cijfers over het belang van dit risico ontbreken echter, en een belangrijk aantal patiënten zou moeten onderzocht worden om deze vraag te kunnen beantwoorden.

Volgens de classificatie in het tijdschrift Chest [114 : 536S(1998)] kan een risico op diepe veneuze trombose zoals dit bij posterieure spinale chirurgie, nl. 5 à 10%, als "matig&quot beschouwd worden. De auteurs in Chest stellen dat voor een dergelijk risico één van de volgende maatregelen zou kunnen volstaan: toediening van een heparine met laag moleculair gewicht of een niet-gefractioneerd heparine, intermitterende compressie of steunkousen. Dit op voorwaarde dat het gaat om patiënten zonder bijkomende risicofactoren.