Aanpak van epilepsie bij adolescenten en volwassenenIn de Folia van januari 2002 werd aandacht besteed aan de behandeling van epilepsie bij kinderen. In dit artikel wordt de aanpak van epilepsie bij adolescenten en volwassenen besproken. De eerste stap in de evaluatie van een patiënt die mogelijk een epileptische aanval heeft doorgemaakt, bestaat er in de diagnose en het type aanval (partieel of veralgemeend) te bevestigen. Hiervoor kan een elektro-encefalogram 48 uur of meer na de crisis nuttig zijn; in 50% van de gevallen vertoont een éénmalig elektro-encefalogram echter geen abnormaliteiten. Epilepsie kan optreden bij aandoeningen van diverse oorsprong (b.v. genetische, traumatische, metabole, infectieuze, tumorale aandoeningen), of veroorzaakt worden door een geneesmiddel [n.v.d.r.: b.v. antidepressiva, fluorochinolonen]. In afwezigheid van een duidelijke oorzaak, dient men over te gaan op beeldvorming, bij voorkeur door magnetische resonantie. Instellen van de behandelingDe behandeling wordt in het algemeen gestart met een eerstekeuze-anti-epilepticum in een gemiddelde dosis. De eerstekeuze-anti-epileptica zijn de anti-epileptica die het meest doeltreffend zijn, met de minste ongewenste effecten.
Ongewenste effecten van de behandelingDe belangrijkste vlug optredende ongewenste effecten van de anti-epileptica zijn sedatie, duizeligheid, ataxie, hoofdpijn en nausea. Deze effecten kunnen verminderd worden door de dosis met 25 à 50% te reduceren. De meeste anti-epileptica kunnen in de eerste weken van de behandeling rash veroorzaken. Deze verdwijnt meestal spontaan, maar kan in zeldzame gevallen evolueren tot een ernstige aandoening, b.v. Stevens-Johnson syndroom [zie ook "Anti-epileptica en het anticonvulsant hypersensitivity syndrome" in de Folia van november 1997]. Bij alarmerende symptomen zoals koorts van meer dan 40°C, loslating van de huid, letsels ter hoogte van de mucosa, aangezichtsoedeem, pijn ter hoogte van de huid, palpabele purpura, huidnecrose, adenopathie en astmatische symptomen, moet het geneesmiddel onmiddellijk gestopt worden, en eventueel vervangen door b.v. gabapentine, natriumvalproaat of levetiracetam die zelden dergelijke ongewenste effecten veroorzaken. Bij langdurige anti-epileptische behandeling kunnen ook neurotoxische effecten (cognitieve of psychische stoornissen, gedragsstoornissen) optreden. Naast de ongewenste effecten eigen aan de meeste anti-epileptica zijn ook meer specifieke ongewenste effecten en medicamenteuze interacties beschreven [n.v.d.r.: zie Gecommentarieerd Geneesmiddelenrepertorium, en artikel "Behandeling van epilepsie bij kinderen" in de Folia van januari 2002. Inname van anti-epileptica is geassocieerd met een verhoogd risico van foetale misvormingen, zie elders in dit nummer van de Folia ]. Aanpassen van de behandelingIn functie van het therapeutisch antwoord en van eventuele ongewenste effecten is vaak een aanpassing van de behandeling noodzakelijk. In sommige gevallen kan plasmaconcentratiemonitoring nuttig zijn.
Stoppen van de behandelingEen anti-epileptische behandeling wordt, eens gestart, gewoonlijk gedurende tenminste twee jaar verder gezet. Wanneer de patiënt in die 2 jaar geen aanvallen meer heeft doorgemaakt, kan progressief stoppen van de behandeling worden overwogen. Het risico van recidieven na stoppen bedraagt 25% in afwezigheid van risicofactoren, en meer dan 50% in aanwezigheid van risicofactoren zoals organische letsels, anomalieën op het elektro-encefalogram, neurologische anomalieën, ernstige epilepsie, of eerste epilepsie-aanval in het begin van de adolescentieperiode. De recidieven treden meestal op in de eerste maanden na stoppen van de behandeling. Er wordt dan ook aanbevolen geen voertuig te besturen, of geen gevaarlijke werktuigen te hanteren gedurende tenminste 4 maand na starten van de afbouw van een anti-epilepticum. De beslissing een anti-epileptische behandeling te onderbreken, dient geval per geval door een neuroloog te worden genomen. Stoppen moet in ieder geval progressief gebeuren, bijvoorbeeld door de dosis om de 2 à 4 weken met 25% te verminderen. Naar
Nota van de redactieDe beslissing om een epileptische patiënt tijdens behandeling een voertuig te laten besturen of gevaarlijke werktuigen te laten hanteren, is ook buiten de periode van afbouw een moeilijk probleem. In het koninklijk besluit van 23 maart 1998 (Belgisch Staatsblad 30 april 1998; via http://www.staatsblad.be ) zijn de voorwaarden vastgelegd die bepalen of een epileptische patiënt al dan niet rijvaardig wordt verklaard. |