Dienen subklinische schildklierstoornissen behandeld te worden?
Men spreekt van subklinische schildklierstoornissen wanneer de TSH-spiegels zich situeren buiten de normale waarden (0,45- 4,5 mIE/l) met normale waarden van vrij T3 en T4, en weinig of geen klinische symptomen. In de literatuur bestaat er evenwel geen eensgezindheid vanaf welke waarden een diagnose van subklinische schildklierstoornis wordt gesteld. Hoewel de gevolgen van deze biologische afwijkingen vaak miniem zijn, kunnen ze soms evolueren tot een klinische schildklierdisfunctie (hyper- of hypothyreose). Systematische opsporing en behandeling zijn in principe niet aanbevolen [
JAMA 2004; 291: 228-38 en
: 239-43]. Een behandeling kan daarentegen overwogen worden in bepaalde situaties, b.v. aanwezigheid van symptomen (depressie, vermoeidheid), van lipidenstoornissen, van schildklierantilichamen, van een kropgezwel, of van een autonoom schildklieradenoom. Men mag ook niet vergeten dat de TSH-spiegels in bepaalde situaties kunnen wijzigen, zonder dat er sprake is van een schildklierstoornis (b.v. daling van de TSH-spiegels bij bepaalde acute of chronische aandoeningen, tijdens de zwangerschap, of tijdens een behandeling met glucocorticoïden of dopamine-agonisten).
|