Hormonale behandeling van nietgemetastaseerd borstcarcinoom: de ATAC-studie


Abstract

Follow-up gegevens over een periode van 9 jaar van de ATAC-studie (tamoxifen versus anastrazol) bevestigen de doeltreffendheid van de aromatase-inhibitoren bij de behandeling van niet-gemetastaseerd borstcarcinoom. Deze gegevens wijzen, ten opzichte van tamoxifen, op een verbetering van een aantal parameters, zoals de overleving zonder recidieven, zonder verschil evenwel in de globale overleving.

De plaats van tamoxifen en de aromatase-inhibitoren bij de hormonale behandeling van niet-gemetastaseerd borstcarcinoom werd reeds besproken in de Folia van januari 2006 en november 2007. Voor tamoxifen is er evidentie dat een behandeling gedurende 5 jaar de mortaliteit met 27% vermindert; dit gunstig effect op de globale overleving houdt aan tot 15 jaar na de diagnosestelling [zie ook Folia oktober 2006 ]. De aromatase-inhibitoren bleken in een aantal studies doeltreffender dan tamoxifen in termen van overleving zonder recidieven; de gegevens over het effect op de globale overleving waren evenwel beperkt en het was niet duidelijk in welke mate de effecten van de aromatase-inhibitoren aanhouden na 5 jaar behandeling.

Eén van deze studies is de ATAC-studie, waarin bij menopauzale vrouwen met niet-gemetastaseerd borstcarcinoom een behandeling gedurende 5 jaar met de aromatase-inhibitor anastrazol vergeleken werd met een behandeling gedurende 5 jaar met tamoxifen. De resultaten na een follow-up van ongeveer 6 jaar (d.w.z. tot ongeveer 1 jaar na stoppen van de behandeling) toonden een grotere doeltreffendheid voor anastrazol in vergelijking met tamoxifen in termen van overleving zonder recidieven, van de tijd tot het optreden van recidieven, van de tijd tot het optreden van metastasen op afstand, en van het risico van kanker in de andere borst, maar er was geen verschil in de globale overleving.

Recent werden de resultaten gepubliceerd van de ATAC-studie na een follow-up van ongeveer 9 jaar (d.w.z. tot ongeveer 4 jaar na stoppen van de behandeling) [ Lancet Oncol 2008; 9: 45-53]. De resultaten bevestigen dat anastrozol doeltreffender blijft dan tamoxifen in termen van overleving zonder recidieven, van de tijd tot het optreden van recidieven, van de tijd tot het optreden van metastasen op afstand, en van het risico van kanker in de andere borst. Het aantal recidieven bij de patiënten behandeld met tamoxifen bedroeg 16,4% na 5 jaar en 29,9% na 9 jaar; bij de patiënten behandeld met anastrazol bedroeg het aantal recidieven 13,9% na 5 jaar, en 25,8% na 9 jaar. Deze resultaten zijn bemoedigend maar er dient benadrukt te worden dat geen statistisch significant verschil gezien werd tussen anastrazol en tamoxifen wat betreft de globale overleving en de mortaliteit na recidief (mortaliteit na 9 jaar van 20% in beide groepen).

Daarbij dient ook gewezen op het feit dat het succes van een behandeling eveneens afhangt van een goede therapietrouw [zie Folia oktober 2007 ]. Hoewel de aromatase-inhibitoren beter lijken verdragen te worden dan tamoxifen, suggereren de gegevens dat de prevalentie van musculoskeletale ongewenste effecten (o.a. pijn en stijfheid ter hoogte van de gewrichten, verhoogd risico van fracturen) bij een behandeling met aromatase-inhibitoren hoger ligt dan wat vroeger in klinische studies werd gezien. Deze ongewenste effecten zouden dan ook verantwoordelijk kunnen zijn voor een slechte therapietrouw en dus voor een verminderde doeltreffendheid van de behandeling [ J Clin Oncol 2007; 25: 3877-83 ].