Resistentie tegen acetylsalicylzuurDe laatste tijd wordt veel gesproken over ’ resistentie tegen acetylsalicylzuur’. Deze term wordt onder andere gebruikt om aan te duiden dat er een normale bloedplaatjesfunctie is, niettegenstaande behandeling met acetylsalicylzuur, die bijvoorbeeld kan worden aangetoond met functietests van de bloedplaatjes (’ biochemische resistentie’), Men spreekt echter ook van ’ resistentie tegen acetylsalicylzuur’ wanneer vasculaire accidenten optreden ondanks behandeling met acetylsalicylzuur (’ klinische resistentie’). Gezien de onzekerheden over de mechanismen en de klinische implicaties van de biochemische resistentie tegen acetylsalicylzuur, wordt op dit ogenblik niet aanbevolen om systematisch biochemische tests uit te voeren; er bestaat trouwens geen gestandaardiseerde test om de biochemische resistentie tegen acetylsalicylzuur te meten. Er is evenmin bewezen dat de patiënten met biochemische resistentie tegen acetylsalicylzuur, beter reageren op een ander anti-aggregans, bv. clopidogrel. Op basis van de huidige gegevens moet men dus vooral bedacht zijn op de verschillende factoren die aan de oorsprong kunnen liggen van klinische resistentie tegen acetylsalicylzuur, en deze in de mate van het mogelijke te vermijden. Het optreden van vasculaire accidenten bij chronische behandeling met acetylsalicylzuur kan op verschillende manieren worden verklaard: slechte therapietrouw, het bestaan van meerdere aandoeningen die het risico van vasculaire accidenten verhogen, roken, medicamenteuze interacties (bv. met bepaalde NSAID’s), genetische factoren. ReferentiesHankey GJ en Eikelboom JW: Aspirin resistance. Lancet 2006; 367: 606-17 Sanderson S, Emery J, Baglin T en Kinmonth AL: Narrative review: aspirin resistance and its clinical implications. Ann Intern Med 2005; 142: 370-80 |