Opvolgen van de botmineraaldichtheid tijdens behandeling met een bisfosfonaat

Een te lage botmineraaldichtheid (BMD) is een van de diagnostische criteria voor osteoporose, en is een van de factoren bij de beslissing een medicamenteuze behandeling te starten ter preventie of behandeling van osteoporose. Is er ook plaats voor het routinematig (bv. jaarlijks) opvolgen van de BMD in de eerste jaren na starten van een medicamenteuze behandeling, in het bijzonder een bisfosfonaat ? Het is reeds lang bekend dat er geen rechtstreekse relatie is tussen een effect op de BMD en een effect op het fractuurrisico. Daarenboven blijkt uit een recente studie, een heranalyse van de gegevens van een gerandomiseerde placebo-gecontroleerde studie met alendronaat (FIT-studie), dat de intra-individuele variabiliteit in de BMD-metingen ("within-person variation") veel groter is dan de interindividuele variabiliteit in de BMD-metingen ("between-person variation") [ Brit Med J 2009; 338: b2266 , met editoriaal : b1276]. Het systematisch, jaarlijks opvolgen van de BMD in de eerste jaren na starten van een bisfosfonaat biedt dan ook weinig houvast voor de beoordeling van het effect van de behandeling. Volgens de auteur van het editoriaal kan het geld dat gebruikt wordt voor opvolgmetingen beter besteed worden voor andere doeleinden. [In verband met osteoporose, zie Transparantiefiche "Geneesmiddelen bij osteoporose" en Folia juli 2007 en juli 2008 ]