De ziekte van Ménière
De ziekte van Ménière is een aandoening gekenmerkt door herhaalde spontane en episodische aanvallen van draaiduizeligheid (vertigo), gehoorverlies, oorsuizen (tinnitus) en/of een gevoel van volheid in het oor. Het bestaan van gehoorverlies, oorsuizen en gevoel van volheid in het oor onderscheidt de ziekte van Ménière van andere frequentere oorzaken van perifeer vestibulair uitgelokte draaiduizeligheid zoals neuronitis vestibularis (labyrinthis) en BPPV (benigne paroxismale positionele vertigo). Duizeligheid kan ook optreden als ongewenst effect van geneesmiddelen (o.a. antihypertensiva, hypnotica, sedativa en bepaalde antibiotica zoals minocycline). De ziekte van Ménière is zeldzaam en de prevalentie in Europa wordt geschat op 50 à 200 per 100.000 personen. De exacte etiologie van deze aandoening is tot nog toe onbekend; histopathologisch werd het bestaan van een endolymfatische hydrops (overdruk) aangetoond. Een aanval van de ziekte van Ménière bereikt binnen 20 minuten tot enkele uren een maximale intensiteit, maar na de aanval kunnen nog enkele dagen klachten blijven bestaan. De gehoorvermindering is aanvankelijk reversibel, maar is na meerdere aanvallen meestal blijvend en dikwijls progressief. Bij ongeveer de helft van de patiënten blijft oorsuizen bestaan tussen de aanvallen door. De aandoening betreft meestal één oor, het andere oor wordt in 20% van de gevallen ook aangetast. De frequentie van de aanvallen neemt gewoonlijk in de loop van de tijd af. Anekdotisch is gerapporteerd dat aanpassing van de levensstijl (bv. beperking van de inname van zout, koffie of chocolade, rookstop) verlichting brengt bij bepaalde patiënten, maar er is daarvoor geen evidentie uit studies. Vestibulaire rehabilitatie kan nuttig zijn in de aanpak van Ménière-patiënten. Hierbij beoogt men de vestibulaire functie en de centrale compensatie te verbeteren waardoor de evenwichtsproblemen, die vaak tussen de aanvallen door latent aanwezig zijn, als minder hinderlijk worden ervaren. Het definiëren van de plaats van medicatie in de aanpak van de ziekte van Ménière wordt beperkt door de schaarste aan degelijke studies, het belangrijke placebo-effect en de onvoorspelbaarheid van het optreden van aanvallen.
Bij de aanpak van een patiënt met de ziekte van Ménière neemt voorlichting en geruststelling over het goedaardige karakter van de aandoening een belangrijke plaats in. Hierbij moet men rekening houden met de functionele beperkingen door de duizeligheid, en met de relatie tussen angst en duizeligheid. Indien toch wordt beslist een medicamenteuze behandeling, bv. betahistine, voor te schrijven, is het nuttig regelmatig na te gaan of voortzetting van de behandeling zinvol is. Enkele referentiesJames AL en Burton MJ.S: Betahistine for Ménière’s disease or syndrome. Cochrane Database Syst Rev 2001; 1 Art. No.: CD001873. DOI: 10.1002/14651858.CD001873 James A en Thorp M.: Menière’s disease. BMJ Clin Evid 2007; 12: 505 Sajjadi H en Paparella MM.1: Menière’s disease. Lancet 2008; 372: 406-14 Thirlwall AD en Kundu S.: Diuretics for Menière’s disease or syndrome. Cochrane Database Syst Rev 2006; 3 Art. No.: CD003599. DOI: 10.1002/14651858.CD003599.pub2. Verheij AAA, Van Weert HCPM, Lubbers WJ, Van Sluisveld ILL, Saes GAF et al.: NHG-Standaard Duizeligheid. http://nhg.artsennet.nl/upload/104/standaarden/M75/std.htm |