De Transparantiefiches: een update
- Bij patiënten met stabiele angor zonder tekenen van hartfalen was ivabradine in een recente RCT (n = 19.102) na gemiddeld 28 maanden niet werkzamer dan placebo op een gecombineerd primair eindpunt van cardiovasculaire sterfte en niet-fataal myocardinfarct1, 2. Daarenboven was er in een vooraf gedefinieerde subgroep van patiënten met symptomatische angor, met ivabradine meer cardiovasculaire sterfte en waren er meer niet-fatale myocardinfarcten. Ongewenste effecten, waaronder symptomatische bradycardie en voorkamerfibrillatie, traden significant vaker op bij patiënten behandeld met ivabradine.
- Een recente meta-analyse vergeleek een korte duur en een verlengde duur van dubbele antiaggregerende behandeling met acetylsalicylzuur en een thiënopyridine bij patiënten na coronaire stenting3. De auteurs includeerden 14 RCT’s (n = 69.644) waarin een korte (1 tot 12 maanden) en een lange (12-24 maanden) behandelingsduur werden vergeleken. T.o.v. een korte duur geeft een verlengde duur geen verschil in sterfte. De beperkingen van deze meta-analyse zijn de heterogeniteit van de patiëntenpopulaties en de verschillen in behandelingsduur tussen de studies. Een RCT niet opgenomen in deze meta-analyse vergeleek een behandeling van 6 maanden met 24 maanden4. Het aantal trombotische events en bloedingen verschilde niet significant tussen beide groepen. In commentaarstukken wordt gepleit om de duur van een dubbele antiaggregerende behandeling te laten bepalen door het individuele risico op trombose dan wel bloeding5-7. Ook het type stent zou een rol spelen.
- Een netwerkmeta-analyse vergeleek, bij patiënten met stabiel coronairlijden, medicamenteuze behandeling met revascularisatie door middel van coronary artery bypass grafting (CABG) of percutane transluminale coronaire angioplastie (PTCA) met of zonder stenting8. De auteurs includeerden 100 RCT’s met in totaal 93.553 patiënten. Bij een netwerkmetaanalyse worden verschillende therapeutische opties zowel direct als indirect met elkaar vergeleken. CABG verminderde, vergeleken met een medicamenteuze aanpak, significant het risico van sterfte en myocardinfarct. PTCA met of zonder stenting (bare metalstent, sirolimus eluting stent of zotarolimus eluting stent) gaf geen vermindering van het risico van sterfte en myocardinfarct. Met everolimus eluting stents werd wel een vermindering van het risico aangetoond. In een commentaarstuk wordt gewezen op de methodologische beperkingen inherent aan netwerkmeta-analyses waardoor deze resultaten met de nodige voorzichtigheid moeten geïnterpreteerd worden9. Deze meta-analyse biedt geen antwoord op de vraag voor welk type patiënt met stabiele angor CABG, PTCA of enkel medicamenteuze behandeling de beste aanpak is.
- Bij patienten met stabiel coronairlijden en gedocumenteerde myocardischemie heeft, volgens een recente meta-analyse van 5 RCT’s (n = 5.286), PTCA bovenop een medicamenteuze aanpak geen meerwaarde, vergeleken met alleen medicatie10. PTCA geeft geen vermindering van sterfte, niet-fataal myocardinfarct, nood aan revascularisatie of angor. Bij nagenoeg alle patiënten werd tijdens de procedure een stent geplaatst; enkel in de meest recente studie was de meerderheid van de geplaatste stents drug eluting. Deze meta-analyse doet vragen rijzen bij de waarde van gedocumenteerde myocardischemie als selectiecriterium voor PTCA bij patiënten met stabiel coronairlijden11.
Recent verschenen 4 Cochrane Reviews over de profylaxe van jichtaanvallen en de aanpak van een acute jichtaanval.
- Een Cochrane Review onderzocht de werkzaamheid en veiligheid van allopurinol in de profylaxe van jichtaanvallen12. De auteurs includeerden 11 RCT’s (n = 4.561) waarin allopurinol vergeleken werd met placebo, febuxostat, benzbromaron, colchicine of probenecid. Met allopurinol halen, vergeleken met placebo, meer patiënten de streefwaarden voor urinezuur, maar in welke mate allopurinol minder jichtaanvallen geeft, is ook na deze review niet duidelijk. Het aantal ongewenste effecten is niet verschillend tussen allopurinol en placebo. De vergelijkende studies tussen allopurinol en febuxostat, benzbromaron of probenecid tonen evenmin een significant verschil op het aantal jichtaanvallen.
- Een Cochrane Review vergeleek NSAID’s met placebo of een actieve behandeling in de aanpak van een acute jichtaanval13. Er is één kleine placebo-gecontroleerde RCT (n = 30), die een significante vermindering in pijn aantoont in het voordeel van een NSAID (tenoxicam). Vier RCT’s (n = 974) tonen geen verschil tussen niet-selectieve NSAID’s en COX-2 selectieve NSAID’s op vlak van pijnvermindering, zwelling en globaal functioneren. Twee RCT’s (n = 210) die NSAID’s met orale corticosteroïden vergeleken, tonen geen verschil in pijnvermindering, globaal functioneren en ongewenste effecten.
- De auteurs van een geüpdatete Cochrane Review over colchicine in de aanpak van een acute jichtaanval besluiten dat op vlak van pijnvermindering zowel een lage dosis (1,8 mg per dag) als een hoge dosis (4,8 mg per dag) colchicine werkzamer is dan placebo14. De lage dosis colchicine is daarbij even werkzaam als de hoge, maar leidt tot minder (vooral gastro-intestinale) ongewenste effecten. Colchicine kan belangrijke ongewenste effecten voorzaken. In Frankrijk was colchicine over een periode van 17 maanden vermoedelijk verantwoordelijk voor 14 sterfgevallen15. Bij 2 sterfgevallen kreeg de patiënt ook een macrolide (met vermoedelijk interactie via CYP3A4); bij 6 sterfgevallen was er sprake van ernstige diarree. Hogere leeftijd en chronische nierinsufficiëntie waren de belangrijkste risicofactoren.
- De auteurs van een Cochrane Review over interleukine-1 inhibitoren in de aanpak van een acute jichtaanval besluiten dat canakinumab, het gehumaniseerd monoclonaal antilichaam tegen interleukine-1-bèta, mogelijk beter scoort op pijnvermindering in vergelijking met intramusculair triamcinolon, maar ten koste van meer ongewenste effecten16. Infecties, allergische reacties (waaronder angio-oedeem) en duizeligheid zijn de belangrijkste ongewenste effecten van canakinumab. Omwille van een ongunstige risico-batenverhouding wordt canakinumab door sommige auteurs afgeraden17. In tegenstelling tot het Europees Geneesmiddelenbureau (EMA) heeft de Amerikaanse Food and Drug Administration (FDA) canakinumab niet goedgekeurd voor de behandeling van jicht. Naast de ongewenste effecten is ook de hoge kostprijs een nadeel.
Het Geneesmiddelenbulletin vestigt er de aandacht op dat naast acuut glaucoom (een gekend ongewenst effect), ook andere oogaandoeningen kunnen optreden bij gebruik van topiramaat (gebruikt als anti-epilepticum en als antimigrainemiddel)18. Gezichtsveldstoornissen (scotomen), verminderde gezichtsscherpte, myopie, droge ogen, fotofobie, blefarospasme, fotopsie (perceptie van lichtflitsen), mydriasis en presbyopie (ouderdomsverziendheid) zouden optreden bij 1/100 tot 1/1.000 patiënten op topiramaat. Patiënten die topiramaat nemen, dienen verwittigd te worden van de noodzaak om onmiddellijk contact op te nemen met een arts bij visusstoornissen of periorbitale pijn.
- Een systematische review over trigeminusneuralgie bevestigt de boodschap van de Transparantiefiche: de werkzaamheid van carbamazepine is voldoende aangetoond en het geldt als eerste keus19.
- De auteurs van een systematische review over topisch lidocaïne bij neuropathische pijn besluiten dat er onvoldoende evidentie is om het gebruik ervan aan te raden20. De geïncludeerde studies (n = 508) onderzochten pleisters, crèmes of gels aan 5% lidocaïne en sprays aan 8% lidocaïne. Enkele kleine studies (n = 311) bij patiënten met postherpetische neuralgie tonen wel een voordeel van pleisters aan 5% lidocaïne vergeleken met placebo; de studies vertonen echter belangrijke methodologische beperkingen.
- Een systematische review onderzocht lokale en systemische medicamenteuze opties bij pijnlijke diabetische neuropathie21. De werkzaamheid van carbamazepine, venlafaxine, duloxetine, amitriptyline en topisch capsaïcine is aangetoond. De studies (n = 12.632) zijn alle van korte duur (<3 maanden). Een groot deel van de patiënten ondervond ongewenste effecten. Bij systemische medicatie was dit voornamelijk slaperigheid en duizeligheid. Topisch capsaïcine gaf bij meer dan de helft van de patiënten een brandende pijn ter hoogte van de toedieningsplaats. Wegens gebrek aan vergelijkend onderzoek is het niet duidelijk welk geneesmiddel te verkiezen is. In een commentaarstuk worden, rekening houdend met de kostprijs, tricyclische antidepressiva (amitriptyline) als eerste keus beschouwd22.
- Het voorbije jaar werden twee nieuwe geneesmiddelen goedgekeurd door het Europees Geneesmiddelenbureau (EMA) en de Amerikaanse Food and Drug Administration (FDA) voor de behandeling van obesitas: (1) de associatie naltrexon + bupropion in een preparaat met vertraagde vrijstelling en (2) liraglutide.
- Voor de associatie van naltrexon (een narcotische antagonist) en bupropion (een dopamine/ norepinefrine heropnameremmer die ook gebruikt wordt bij depressie en bij rookstop) in een preparaat met vertraagde vrijstelling werd in gerandomiseerd onderzoek na één jaar 4,6% of 4,9 kg extra gewichtsverlies aangetoond in vergelijking met placebo23. Bijna de helft van de patiënten in de studies stopte echter de behandeling binnen het jaar; 25% van het totaal stopte vanwege ongewenste effecten, voornamelijk nausea. Of het gewichtsverlies zich ook vertaalt in een lagere cardiovasculaire morbiditeit en mortaliteit, is niet geweten. Gegevens over het behoud van het gewichtsverlies na het stopzetten van de behandeling ontbreken. De voorzorgen die gelden bij het voorschrijven van naltrexon en bupropion (bij epilepsie, eetstoornissen, opioïdgebruik, hypertensie, enz), blijven uiteraard ook van kracht voor de associatie.
- Voor liraglutide, een GLP-1-analoog die oorspronkelijk ontwikkeld werd voor type 2-diabetes (aan een dosis van 0,6 tot 1,8 mg per dag) en sinds juli 2010 in België gecommercialiseerd is voor gebruik in deze indicatie (specialiteitsnaam Victoza®), verleende het EMA begin dit jaar ook een positief advies voor de aanpak van obesitas24 [specialiteitsnaam: Saxenda®; zie
Folia maart 2015 ]. Een dagelijkse injectie met liraglutide (1,2 tot 3 mg), leidde in gerandomiseerd onderzoek (studies van minstens 20 weken) tot 2,2 kg extra gewichtsverlies in vergelijking met placebo (steeds gecombineerd met dieet en lichaamsbeweging)25. Vaak voorkomende ongewenste effecten van liraglutide waren nausea, braken en diarree. Gegevens over de werkzaamheid en veiligheid van liraglutide op lange termijn of over het behoud van het gewichtsverlies na het stopzetten van de behandeling ontbreken.
- Volgens een meta-analyse over de langetermijneffecten van niet-heelkundige interventies bij patiënten met obesitas levert een combinatie van dieet- en bewegingsmaatregelen (25 studies, n= 2.949) na één jaar ongeveer 1,5 kg extra gewichtsverlies op26. Met orlistat (4 studies, n= 1.738) bedraagt het extra gewichtsverlies na één jaar 1,8 kg, maar gastro-intestinale ongewenste effecten zijn een gekend probleem, en na stoppen van de behandeling is er opnieuw een toename van het gewicht.
- Een overzichtsartikel geeft een update over de voor- en nadelen van medicamenteuze behandelingen bij osteoporose27. Er wordt in dat artikel geen onderscheid gemaakt tussen studies in primaire preventie en secundaire preventie (dus na fractuur). Orale bisfosfonaten, denosumab, raloxifeen en teriparatide reduceren het fractuurrisico bij postmenopauzale vrouwen, en dit met een NNT (Number Needed to Treat) tussen 60 en 89 om één vertebrale fractuur te vermijden en een NNT tussen 50 en 67 om één heupfractuur te vermijden, telkens over één tot drie jaar behandelen. In een aansluitend editoriaal wordt benadrukt dat de resultaten niet van toepassing zijn op personen ouder dan 75 jaar en dat studies over osteoporose geen patiënten ouder dan 80 jaar of patiënten met comorbiditeiten includeren28.
- Een Taiwanese studie (n= 7.332) bevestigt dat orale bisfosfonaten kaakbeennecrose kunnen veroorzaken, ook in de doses gebruikt voor osteoporose. In deze studie werden bij 1 op 200 langetermijngebruikers van oraal alendronaat kaakbeennecrose gemeld29; deze incidentie is hoger dan deze vermeld in de Samenvatting van de Kenmerken van het Product (SKP) van alendronaat. In deze studie zijn de risicofactoren voor kaakbeennecrose diabetes, reumatoïde arthritis, hogere leeftijd en gebruik langer dan 3 jaar.
- Een nieuwe Cochrane Review beoordeelde de elektronische sigaret (e-sigaret) met nicotine30. Het gebruik van de e-sigaret met nicotine geeft een grotere kans om na 6 maanden gestopt te zijn met roken van gewone sigaretten, dan een placebo e-sigaret zonder nicotine (9% versus 4%; 2 RCT’s met 662 patiënten). Met de e-sigaret met nicotine kan 36% van de deelnemers het roken van gewone sigaretten na 6 maanden met minstens de helft verminderen, tegenover 27% met de placebo e-sigaret (2 RCT’s met 612 patiënten). Een vergelijkende RCT (n= 584) toonde geen verschil in volledige rookstop na 6 maanden tussen de e-sigaret met nicotine en een nicotinepleister, maar met de e-sigaret hebben wel meer personen het roken van gewone sigaretten verminderd. In 6 kleine cohortstudies (aantal patiënten niet vermeld) bleek irritatie van mond en keel het frequentst gerapporteerde ongewenste effect van de e-sigaret met nicotine. De Cochrane Review bespreekt vooral studies met een vroeg model van e-sigaret. Gezien de evolutie en de veelheid van producten op de markt is er nood aan onderzoek met nieuwere modellen.
- Optitreren van varenicline van 2 x 1 mg/d naar maximum 5 mg/d in de periode vóór de geplande stopdatum, leidde niet tot een hogere abstinentiegraad (1RCT, n=200)31, 32. Het heeft dus geen zin om de dosis varenicline te verhogen bij patiënten die bij het starten ervan niet lijken te reageren op een standaarddosis.
- Het voordeel op lange termijn van het associëren van varenicline en bupropion blijft twijfelachtig. Een nieuwe RCT die varenicline plus bupropion vergeleek met enkel varenicline werd uitgevoerd bij 221 personen die niet minder rookten met nicotinepleisters33, 34. Bij deze personen was de kans om volledig gestopt te zijn na 12 weken hoger met de associatie (40% versus 29% met enkel varenicline), maar de rookstatus na 6 maanden werd niet gerapporteerd. Ongewenste effecten verschillen niet tussen beide groepen. In post hoc subgroepanalyses bleek de associatie na 12 weken werkzamer bij mannen, bij zware rokers en bij personen met een sterke nicotine-afhankelijkheid. Studies die specifiek gericht zijn naar deze subgroepen zouden zinvol zijn.
- Het toevoegen van een nicotinepleister aan varenicline verbetert de abstinentiegraad in vergelijking met varenicline alleen35, 36. In een RCT (n=446) bleef na 12 weken 45% van de deelnemers met combinatietherapie rookvrij, tegenover 31% met enkel varenicline. Cijfers na 24 weken werden gerapporteerd, maar zijn niet betrouwbaar wegens te grote uitval. De studie had onvoldoende power om ongewenste effecten te detecteren. Meer studies zijn nodig om de werkzaamheid na te gaan en vooral om de veiligheid en ongewenste effecten van deze combinatietherapie verder te evalueren.
over deze onderwerpen verschenen in het afgelopen jaar geen gegevens die een vermelding in deze update vereisen.
1
Fox K, Ford I, Steg PG, et al.: Ivabradine in stable coronary artery disease without clinical heart failure.
N Engl J Med 2014; 371: 1091-9. DOI: 10.1056/NEJMoa1406430.
2
BCFI.: Bijkomende voorzorgsmaatregelen bij het voorschrijven van Ivabradine.
Folia 2015; 42: 9
3
Elmariah S, Mauri L, Doros G, et al.: Extended duration dual antiplatelet therapy and mortality: a systematic review and meta-analysis.
The Lancet 2015; 385: 792-8. DOI: 10.1016/s0140-6736(14)62052-3.
4
Gilard M, Barragan P, Noryani AAL, et al.: Six-month versus 24-month dual antiplatelet therapy after implantation of drug eluting stents in patients non-resistant to aspirin: ITALIC, a randomized multicenter trial.
Journal of the American College of Cardiology 2014;. DOI: 10.1016/j.jacc.2014.11.008.
5
Sibbing D, Massberg S.: Dual antiplatelet treatment after stenting: is longer better?
The Lancet 2014; 384: 1553-5. DOI: 10.1016/s0140-6736(14)60768-6.
6
Herrmann HC.: Additional studies show no benefit of prolonged dual antiplatelet therapy.
NEJM Journal Watch 2014; November 16.Comment on:
Gilard M, Barragan P, Noryani AAL, et al.: Six-month versus 24-month dual antiplatelet therapy after implantation of drug eluting stents in patients non-resistant to aspirin: ITALIC, a randomized multicenter trial.
Journal of the American College of Cardiology 2014; DOI: 10.1016/j.jacc.2014.11.008.
7
Colombo A, Chieffo A.: Dual antiplatelet therapy after drug-eluting stents--how long to treat?
N Engl J Med 2014; 371: 2225-6 Dec 4 . Comment on:
Mauri L, Kereiakes DJ, Yeh RW, et al.: Twelve or 30 months of dual antiplatelet therapy after drug-eluting stents.
N Engl J Med 2014; 371: 2155-66 , DOI: 10.1056/NEJMe1413297.
8
Windecker S, Stortecky S, Stefanini GG, et al.: Revascularisation versus medical treatment in patients with stable coronary artery disease: network meta-analysis.
BMJ 2014; 348: g3859 . DOI: 10.1136/bmj.g3859.
9
Brown DL.: Review: CABG or stents compared with medical therapy in stable coronary artery disease.
American College of Physicians 2014; 161: JC10 , October 21. Comment on:
Windecker S, Stortecky S, Stefanini GG, et al.: Revascularisation versus medical treatment in patients with stable coronary artery disease: network meta-analysis.
BMJ 2014; 348: g3859 . DOI: 10.1136/bmj.g3859.
10
Stergiopoulos K, Boden WE, Hartigan P, et al.: Percutaneous coronary intervention outcomes in patients with stable obstructive coronary artery disease and myocardial ischemia: a collaborative meta-analysis of contemporary randomized clinical trials.
JAMA Intern Med 2014; 174: 232-40. DOI: 10.1001/jamainternmed.2013.12855.
11
Archbold RA.: Similar 5-year clinical outcomes in patients with stable coronary artery disease and myocardial ischaemia managed with an initial approach of medical therapy compared with medical therapy plus percutaneous coronary intervention.
Evid Based Med 2014; 19: 171-2. Comment on:
Stergiopoulos K, Boden WE, Hartigan P, et al.: Percutaneous coronary intervention outcomes in patients with stable obstructive coronary artery disease and myocardial ischemia: a collaborative meta-analysis of contemporary randomized clinical trials.
JAMA Intern Med 2014; 174: 232-40. DOI: 10.1001/jamainternmed.2013.12855, DOI: 10.1136/eb-2014-101809.
12
Seth R, Kydd AS, Buchbinder R, et al.: Allopurinol for chronic gout.
Cochrane Database Syst Rev 2014; 10 CD006077. DOI: 10.1002/14651858.CD006077.pub3.
13
van Durme CM, Wechalekar MD, Buchbinder R, et al.: Non-steroidal anti-inflammatory drugs for acute gout.
Cochrane Database Syst Rev 2014; 9 CD010120. DOI: 10.1002/14651858.CD010120.pub2.
14
van Echteld I, Wechalekar MD, Schlesinger N, et al.: Colchicine for acute gout (review).
Cochrane Database Syst Rev 2014; 8 CD006190. DOI: DOI: 10.1002/14651858.CD006190.pub2.
15
Rédaction Prescrire.: Colchicine : encore des morts.
Prescrire 2014; 34: 266.
16
Sivera F, Wechalekar MD, Andres M, et al.: Interleukin-1 inhibitors for acute gout.
Cochrane Database Syst Rev 2014; 9 CD009993. DOI: 10.1002/14651858.CD009993.pub2.
17
Rédaction Prescrire.: Canakinumab et traitement des crises de goutte.
Prescrire 2014; 34: 173 .
18
Bijl D.: Topiramaat en gezichtsveldstoornissen.
Geneesmiddelenbulletin 2014; 48 .
19
Zakrzewska J, Linskey ME.: Trigeminal neuralgia.
Clinical Evidence 2014; 18 , September 2013.
20
Derry S, Wiffen PJ, Moore RA, et al.: Topical lidocaine for neuropathic pain in adults.
Cochrane Database Syst Rev 2014; 7 CD010958. DOI: 10.1002/14651858.CD010958.pub2.
21
Griebeler ML, Morey-Vargas OL, Brito JP, et al.: Pharmacologic Interventions for Painful Diabetic Neuropathy: An Umbrella Systematic Review and Comparative Effectiveness Network Meta-analysis.
Ann Intern Med 2014; 161: 639-49. DOI: 10.7326/M14-0511.
22
Callaghan BC, Feldman EL.: Painful diabetic neuropathy: many similarly effective therapies with widely dissimilar costs.
Ann Intern Med 2014; 161: 674-5 . DOI: 10.7326/M14-2157.
23
Yanovski SZ, Yanovski JA.: Naltrexone extended-release plus bupropion extended-release for treatment of obesity.
JAMA 2015; 313: 1213-4 .
24 European Medicines Agency. Saxenda- liraglutide. EMA/CHMP/27724/2015 2015, January 22.
25
Vilsboll T, Christensen M, Junker AE, et al.: Effects of glucagon-like peptide-1 receptor agonists on weight loss: systematic review and meta-analyses of randomised controlled trials.
BMJ 2012; 344: d7771 . DOI: 10.1136/bmj.d7771.
26
Dombrowski SU, Knittle K, Avenell A, et al.: Long term maintenance of weight loss with non-surgical interventions in obese adults: systematic review and meta-analyses of randomised controlled trials.
BMJ 2014; 348: g2646-g . DOI: 10.1136/bmj.g2646.
27
Crandall CJ, Newberry SJ, Diamant A, et al.: Comparative effectiveness of pharmacologic treatments to prevent fractures: an updated systematic review.
Ann Intern Med 2014; 161: 711-23 . DOI: 10.7326/M14-0317.
28
Bischoff-Ferrari HA, Meyer O.: Comparative effectiveness of pharmacologic treatments to prevent fractures: is this all we need to know?
Ann Intern Med 2014; 161: 755-6 . DOI: 10.7326/M14-1942.
29
Brett AS.: Bisphosphonate-related osteonecrosis of the jaw, revisited.
NEJM Journal Watch 2014; , August 21. Comment on:
Chiu WY, Chien JY, Yang WS, et al.: The risk of osteonecrosis of the jaws in Taiwanese osteoporotic patients treated with oral alendronate or raloxifene.
J Clin Endocrinol Metab 2014; 99: 2729-35 . DOI: 10.1210/jc.2013-4119.
30
McRobbie H, Bullen C, Hartmann-Boyce J, et al.: Electronic cigarettes for smoking cessation and reduction.
Cochrane Database Syst Rev 2014; 12 CD010216, Dec 17. DOI: 10.1002/14651858.CD010216.pub2.
31
Hajek P, McRobbie H, Myers Smith K, et al.: Increasing varenicline dose in smokers who do not respond to the standard dosage: a randomized clinical trial.
JAMA Intern Med 2015; 175: 266-71 . DOI: 10.1001/jamainternmed.2014.6916.
32
Rigotti NA.: Improving the success of treating tobacco smokers.
JAMA Intern Med 2015; 175: 272-3 . DOI: 10.1001/jamainternmed.2014.6921.
33
Yager J.: Quitting smoking when the nicotine patch is not enough.
NEJM Journal Watch 2014; , June 30. Comment on:
Rose JE, Behm FM.: Combination treatment with varenicline and bupropion in an adaptive smoking cessation paradigm.
Am J Psychiatry 2014; 171: 1199-205 . DOI: 10.1176/appi.ajp.2014.13050595.
34
Rose JE, Behm FM.: Combination treatment with varenicline and bupropion in an adaptive smoking cessation paradigm.
Am J Psychiatry 2014; 171: 1199-205 . DOI: 10.1176/appi.ajp.2014.13050595.
35
Koegelenberg CF, Noor F, Bateman ED, et al.: Efficacy of varenicline combined with nicotine replacement therapy vs varenicline alone for smoking cessation: a randomized clinical trial.
JAMA 2014; 312: 155-61. DOI: 10.1001/jama.2014.7195.
36
Gaskell H, Moore RA, Derry S, et al.: Varenicline
Drug Ther Bull 2014; 52: 100 .
|