Geneesmiddelen die urineincontinentie kunnen bevorderen
In een recent artikel in
La Revue Prescrire [2015; 35: 271-4] wordt de stand van zaken gegeven over de geneesmiddelen die urine-incontinentie kunnen bevorderen. Over de incidentie is zeer weinig gekend. De onderbouwing is vooral gebaseerd op observationele gegevens, maar ook een aantal farmacologische eigenschappen laten toe om te bepalen of een geneesmiddel urine-incontinentie kan bevorderen (zie Tabel). Dit ongewenst effect is in principe reversibel, maar het geneesmiddel zal zelden de enige uitlokkende factor zijn. Inderdaad zullen vooral patiënten die reeds één of meerdere andere risicofactoren hebben voor urine-incontinentie, medicatie-geïnduceerde urine-incontinentie ontwikkelen. Belangrijke risicofactoren zijn hoge leeftijd, zwangerschap, obesitas, urineweginfectie, prostaatadenoom met risico van urineretentie, prostatectomie, hysterectomie, aandoeningen van het centrale, perifere of autonome zenuwstelsel (bv. multiple sclerose, ziekte van Parkinson, diabetische neuropathie), mobiliteitsbeperkingen, toegenomen urinevolume (bv. door overmatig drinken of diabetes insipidus). Bij verergeren of uitlokken van urine-incontinentie bij patiënten die behandeld worden met een hieronder vermeld geneesmiddel of met een geneesmiddel met analoge farmacologische eigenschappen, is het zinvol om, wanneer dit mogelijk is, het geneesmiddel te stoppen of de dosis te verminderen, en na te gaan of de situatie verbetert.
- Geneesmiddelen die sedatie en/of verwardheid veroorzaken: psychotrope geneesmiddelen zoals de hypnotica, sedativa en anxiolytica, de opiaten, oxybaat (deze laatste is ook een risicofactor voor enuresis nocturna).
- Geneesmiddelen die relaxatie van de urethrale sfincter veroorzaken:
- geneesmiddelen die de orthosympathische tonus verlagen: o.a. centrale antihypertensiva (clonidine, moxonidine); geneesmiddelen met α-blokkerende eigenschappen zoals de α-blokkers gebruikt bij hypertensie of benigne prostaathypertrofie, de tricyclische antidepressiva en de antipsychotica (atypische antipsychotica zoals clozapine zijn ook een risicofactor voor enuresis nocturna);
- geneesmiddelen met parasympathicomimetisch (cholinerg) effect: o.a. de cholinesterase- inhibitoren gebruikt bij de ziekte van Alzheimer.
- Geneesmiddelen die het urinevolume verhogen: diuretica.
- Geneesmiddelen die perifere neuropathie veroorzaken (aantasting van het autonome zenuwstelsel, met mogelijk blaasatonie): zie "Geneesmiddelen als mogelijke oorzaak van perifere neuropathie" in
Folia februari 2015 .
- Geneesmiddelen die urineretentie kunnen veroorzaken, met risico van overloopincontinentie: o.a. de anticholinergica (zie Inl.6.2.3. in het Repertorium), opiaten.
- Varia:
- valproïnezuur (rapporten van enuresis nocturna bij kinderen);
- gonadoreline-analogen;
- botulinetoxine (soms traag reversibel);
- met systemisch toegediende oestrogenen in het kader van hormonale substitutietherapie werd een verhoogd risico van urine-incontinentie gezien. Voor lokale oestrogenen is er daarentegen beperkte evidentie voor een positief effect op stress- of urge-incontinentie bij postmenopauzale vrouwen [zie de Transparantiefiche "Aanpak van urine-incontinentie"].
|
|