Nieuwigheden 2009, stand van zaken 5 jaar later: dabigatran en rivaroxaban; vildagliptine; ulipristal; estradiol + diënogest; methylnaltrexon; paliperidon; rotigotine; abatacept en tocilizumab; rupatadineHet artikel in dit nummer is een update van de kennis over een aantal geneesmiddelen die in 2009 op de markt kwamen, 5 jaar na hun commercialisering; het gaat om een selectie van geneesmiddelen, namelijk deze die een impact hebben op de algemene praktijk. Volgende moleculen worden hier besproken: dabigatran en rivaroxaban; vildagliptine; ulipristal; estradiol + diënogest; methylnaltrexon; paliperidon; rotigotine; abatacept en tocilizumab; rupatadine. Dabigatran (hoofdstuk 2.1.2.3.) en rivaroxaban (hoofdstuk 2.1.2.4.)
Dabigatran etexilaat (Pradaxa®) is de prodrug van dabigatran, een trombine-inhibitor; rivaroxaban (Xarelto®) is een factor Xa-inhibitor. Het zijn de eerste vertegenwoordigers van de nieuwe orale anticoagulantia (NOAC’s), ook "direct oral anticoagulants" (DOAC’s) of "novel (non vitamin K) oral anticoagulants" (NOAC’s) genoemd. Deze anticoagulantia werken dus niet in door antagonisme van vitamine K. Initiële en huidige indicatiesDabigatran en rivaroxaban zijn sinds 2009 geregistreerd voor de primaire preventie van diepe veneuze trombose en longembolie in geval van majeure orthopedische chirurgie (heup- of knieprothese) [zie Folia november 2009 en maart 2010 ]. Sindsdien zijn ze ook geregistreerd voor de trombo-embolische preventie bij niet-valvulaire voorkamerfibrillatie en voor de behandeling en secundaire preventie van diepe veneuze trombose en longembolie. Apixaban (Eliquis®), een andere factor X-inhibitor, die sinds 2012 beschikbaar is, is ook geregistreerd voor deze indicaties. Stand van zaken over doeltreffendheid en veiligheidPrimaire preventie van trombo-embolie bij orthopedische chirurgieIn meerdere gerandomiseerde studies werden de doeltreffendheid en veiligheid van de NOAC’s vergeleken met een conventionele behandeling met een heparine met laag moleculair gewicht (HLMG) in de trombo-embolische preventie na majeure orthopedische chirurgie (totale heup- of knieprothese). Het besluit van een recente meta-analyse1 is als volgt. Het voordeel van de NOAC’s ten opzichte van een HLMG bij de trombo-embolische preventie na majeure orthopedische chirurgie lijkt marginaal: geringe daling van het aantal symptomatische diepe veneuze trombosen (4 events minder per 1.000 patiënten die een ingreep ondergingen), maar geen daling van het aantal longembolieën of van de mortaliteit, en licht verhoogd risico van majeure bloeding (2 bijkomende events per 1.000 patiënten). Gezien de meer uitgebreide ervaring met HLMG en de grotere evidentie van doeltreffendheid, is het BCFI van oordeel dat de HLMG's de eerstekeuzebehandeling blijven. 1 Ann Intern Med 2013; 159: 275-84 (doi: 10.7326/0003-4819-159-4-201308200-00008) Behandeling en secundaire preventie van diepe veneuze trombose en longembolieApixaban en rivaroxaban zijn geregistreerd voor de initiële behandeling en de secundaire preventie van diepe veneuze trombose (DVT) en longembolie (LE). Dabigatran is geregistreerd voor de behandeling en de secundaire preventie van DVT/LE na een antistollingsbehandeling langs parenterale weg gedurende minstens 5 dagen.
Algemeen tonen de studies dus geen betere risico-batenverhouding voor de NOAC’S dan voor de standaardbehandeling met een HLMG gevolgd door een VKA bij de behandeling en secundaire preventie van DVT/LE4. 2 N Engl J Med 2010; 363: 2499-510 (doi: 10.1056/NEJMoa1007903); N Engl J Med 2012; 366: 1287-97 (doi:10.1056/ NEJMoa1113572) 3 N Engl J Med 2013; 368: 709-18 (doi:10.1056/NEJMoa1113697) 4 La Revue Prescrire 2013;33:116-123 en 124-8 Trombo-embolische preventie bij niet-valvulaire voorkamerfibrillatieDe plaats van de NOAC’s in de trombo-embolische preventie bij niet-valvulaire voorkamerfibrillatie werd besproken in de Folia van mei 2014 . Meerdere klinische studies die bestudeerd werden in een recente meta-analyse5 tonen aan dat de NOAC’s minstens even veilig en doeltreffend zijn als de VKA’s in termen van preventie van trombo-embolische events bij niet-valvulaire voorkamerfibrillatie. In een recente cohortstudie waarbij het bloedingsrisico van dabigatran en van warfarine vergeleken werden in real life omstandigheden, was er met dabigatran een hoger risico van majeure bloedingen en gastro-intestinale bloedingen dan met warfarine, maar een lager risico van intracraniële bloedingen6. Deze resultaten zetten dus aan tot voorzichtigheid, vooral bij ouderen of bij personen met nierinsufficiëntie. Het gebruik van de NOAC’s in de dagelijkse praktijk stuit ook op een aantal problemen, bv. vermindering van de werkzaamheid in geval van een vergeten dosis, de afwezigheid van regelmatige monitoring waardoor de antistollingsgraad niet kan gecontroleerd worden, de beperkte mogelijkheid van aanpassing van de dosis bij vermoeden van over- of onderdosering, de afwezigheid van een antidotum. Om deze redenen is het BCFI van oordeel dat de NOAC’s niet systematisch de VKA’s dienen te vervangen. De NOAC’s kunnen echter in bepaalde situaties overwogen worden als alternatief van de VKA’s, bijvoorbeeld bij patiënten bij wie de INR moeilijk binnen de therapeutische waarden kan gehouden worden ondanks een goede therapietrouw, of bij patiënten die de ongemakken van de INR-controle moeilijk aanvaarden. 5 Lancet 2014; 383: 955-62 (doi:10.1016/50140-6736(13)62343-0) 6 JAMA Intern Med. doi:10.1001/jamainternmed.2014.5398. Published online November 3, 2014 Vildagliptine (hoofdstuk 5.1.7.)
7 La Revue Prescrire 2013;33: 170-2 Ulipristal (hoofdstuk 5.3.10. en hoofdstuk 6.2.3.)
Sequentieel anticonceptivum op basis van estradiol + diënogest (hoofdstuk 6.2.1.)
De specialiteit QLaira® is een quadrifasische associatie van estradiolvaleraat + diënogest. Initiële en huidige indicatiesQLaira® is sinds 2009 geregistreerd voor orale anticonceptie [zie Folia januari 2010 ]. Sedert 2012 is deze specialiteit ook geregistreerd voor de behandeling van hevige menstruele bloedingen bij vrouwen zonder organische pathologie die orale anticonceptie wensen. Stand van zaken over doeltreffendheid en veiligheidHet is niet aangetoond dat sequentiële oestroprogestagene associaties toelaten de cycli beter te controleren en het risico van onregelmatige bloedingen te verminderen, in vergelijking met de monofasische oestroprogestagene associaties. Er is geen bewijs van meerwaarde van estradiol, voorgesteld als een "natuurlijk oestrogeen", ten opzichte van ethinylestradiol. In twee gerandomiseerde placebogecontroleerde studies, uitgevoerd bij vrouwen met hevige menstruaties, werd een vermindering gezien van 88% van de menstruele bloedingen met de associatie estradiol + diënogest ten opzichte van 24% onder placebo, maar er zijn geen vergelijkende studies met andere oestroprogestagene associaties. De ongewenste effecten van de associatie van estradiol + diënogest zijn vergelijkbaar met deze van de andere oestroprogestativa, maar het trombo-embolische risico is nog niet goed bekend. De kostprijs van deze associatie is eveneens hoger dan deze van de monofasische oestroprogestagene associaties.8 8 La Revue Prescrire 2012;32:342; International Journal of Women’s Health 2014; 6: 711-8 Methylnaltrexon (hoofdstuk 8.4.)
Initiële en huidige indicatiesMethylnaltrexon (Relistor®) is een antagonist van de perifere opiaatreceptoren, o.a. ter hoogte van de gastro-intestinale mucosae. Het is sinds oktober 2009 beschikbaar in subcutane injectie voor de behandeling van opiaat-geïnduceerde obstipatie bij palliatieve patiënten, en dit bij onvoldoende antwoord op de gebruikelijke laxativa. Methylnaltrexon gaat niet doorheen de bloed-hersenbarrière en zou bijgevolg het analgetisch effect van opiaten niet wijzigen. [zie Folia november 2009 ]. Stand van zaken over doeltreffendheid en veiligheidMethylnaltrexon werd destijds geregistreerd op basis van twee placebogecontroleerde studies van korte duur (de ene studie onderzocht eenmalige toediening; de andere studie duurde 2 weken) bij 287 palliatieve patiënten met opiaat-geïnduceerde obstipatie ondanks behandeling met conventionele laxativa in optimale doses. Deze studies werden later besproken in een Cochrane review9. Methylnaltrexon bleek beperkt werkzamer dan placebo; er traden echter frequent ongewenste effecten op (abdominale pijn, flatulentie en vertigo). Het analgetisch effect van de opiaten werd niet verminderd door toediening van methylnaltrexon10. Ondertussen zijn geen nieuwe studies verschenen met methylnaltrexon in de palliatieve setting; het middel werd nooit vergeleken met klassieke laxativa. 9 Cochrane Database Syst Rev 2011; 1 Art. No.: CD003448. (doi:10.1002/14651858.CD003448.pub3) 10 La Revue Prescrire 2009:29:172-6. Paliperidon (hoofdstuk 10.2.4.)
Initiële en huidige indicatiesPaliperidon, een atypisch antipsychoticum en de voornaamste actieve metaboliet van risperidon, is beschikbaar gekomen in 2009 onder de specialiteitsnaam Invega®, met op dat ogenblik als enige indicatie in de SKP "schizofrenie" [zie Folia april 2009 ]. In 2011 is Invega® ook aanvaard voor "behandeling van psychotische of manische symptomen van schizoaffectieve stoornis bij volwassenen". Paliperidon is sinds 2011 ook beschikbaar als depotpreparaat (palmitaatester) onder de specialiteitsnaam Xeplion®, voor toediening eenmaal per maand bij schizofrenie.11 11 www.ema.europa.eu < Find medicine < zoekterm: "paliperidone" Stand van zaken over doeltreffendheid en veiligheid12 JAMA 2014; 311: 1978-87 (doi: 10.1001/jama.2014.4310), met editoriaal : 1973-4 (doi: 10.1001/jama.2014.4311) Rotigotine (hoofdstuk 10.6.)
13 www.ema.europa.eu < Find medicine < zoekterm: "rotigotine" 14 Pharma Selecta 2012;28:21-5 Abatacept (hoofdstuk 12.3.2.1.) en tocilizumab (hoofdstuk 12.3.2.11)
Initiële en huidige indicatiesAbatacept (Orencia®) en tocilizumab (Roactemra®), twee immunosuppressiva, zijn in 2009 beschikbaar gekomen voor de behandeling van volwassen patiënten met reumatoïde artritis na falen van meerdere DMARD’s (disease modifying antirheumatic drugs), waaronder minstens één TNF-remmer15 [zie Folia oktober 2009 en Folia november 2009 ]. Volgens de huidige SKP's kunnen abatacept en tocilizumab reeds gebruikt worden na falen van minstens één DMARD waaronder een TNF-remmer of methotrexaat. In 2014 is tocilizumab ook aanvaard voor behandeling van ernstige reumatoïde artritis bij patiënten die nog niet eerder werden behandeld met methotrexaat. Abatacept moet volgens de SKP steeds in combinatie met methotrexaat gebruikt worden, tocilizumab kan gebruikt worden in monotherapie. Tijdens de laatste jaren zijn deze middelen ook aanvaard voor bepaalde vormen van juveniele idiopathische artritis, na falen van de klassieke behandelingen.16 15 De DMARD’s worden ingedeeld in enerzijds de klassieke DMARD’s zoals methotrexaat, leflunomide, sulfasalazine, chloroquine en hydroxychloroquine, en anderzijds de meer recente DMARD’s, in het bijzonder de biologische middelen zoals de TNF-remmers (o.a. infliximab, etanercept), abatacept, rituximab en tocilizumab 16 www.ema.europa.eu < Find medicine < zoektermen: "abatacept" en "tocilizumab" Stand van zaken over doeltreffendheid en veiligheidGebruik bij reumatoïde artritis. In de laatste EULAR-aanbevelingen (2013) en in de NICEaanbevelingen (2013 voor abatacept; 2012 voor tocilizumab) gaat men er van uit dat de nieuwere biologische middelen zoals abatacept en tocilizumab niet meer of minder doeltreffend of veilig zijn dan de TNF-remmers17. De huidige aanbeveling is dat wanneer een behandeling met methotrexaat + een andere klassieke DMARD onvoldoende werkzaam is gebleken, kan gekozen worden voor methotrexaat + een biologische DMARD, namelijk een TNF-remmer of een middel zoals abatacept of tocilizumab. Monotherapie met abatacept of tocilizumab wordt in de NICE- of EULAR-aanbevelingen niet aanbevolen. Rekening houdende met het feit dat de real life ervaring en de langetermijngegevens over veiligheid met abatacept en tocilizumab geringer zijn dan met de TNF-remmers, kiezen een aantal bronnen voor de TNF-remmers18. 17 www.nice.org.uk/guidance/TA280 (abatacept); www.nice.org.uk/guidance/TA247 (tocilizumab); Ann Rheum Dis 2014; 73: 492–509 (doi:10.1136/annrheumdis-2013-204573) 18 La Revue Prescrire 2011;31:96 Rupatadine (Rupatall®) (hoofdstuk 12.4.1.)
19 Pharma Selecta 2012;28:21-5; Farmacotherapeutisch Kompas ( www.farmacotherapeutischkompas.nl ) |