Influenza 2015-2016Zoals elk jaar besteden we in de Folia van juli aandacht aan influenza. Eerst is er aandacht voor de influenzavaccins, met bespreking van de aangekondigde "tetravalente" influenzavaccins. Nadien wordt kort herinnerd aan de beperkte plaats van de neuraminidase-inhibitoren. 1. InfluenzavaccinsVoor het influenzaseizoen 2015-2016 worden, naast de "trivalente" vaccins, ook twee "tetravalente" influenzavaccins aangekondigd. Deze tetravalente vaccins bevatten, vergeleken met de trivalente vaccins, een bijkomende influenza B-viruscomponent. Voor het seizoen 2015-2016 wordt door de Wereldgezondheidsorganisatie volgende samenstelling van de tri- en tetravalente vaccins aanbevolen.
De specialiteiten die beantwoorden aan de normen van de WGO voor 2015-2016 zijn de volgende (situatie op 01/07/15; voor praktische gegevens, zie bericht van 18/06/15 in de rubriek " Goed om te weten" op onze website).
Op 21 mei 2015 verscheen volgende informatie in de rubriek " Goed om te weten" op onze website. 1.1. Tetravalente versus trivalente vaccins1De tetravalente vaccins bevatten ten opzichte van de trivalente vaccins een tweede influenza Bviruscomponent. Waarom een tweede influenza B-viruscomponent?De laatste 25 jaar behoren de belangrijkste circulerende influenza B-virussen tot de "B-Victorialijn" of de "B-Yamagata-lijn". Deze twee influenza B-viruslijnen verschillen qua antigene eigenschappen, en kruisprotectie tussen de twee viruslijnen is beperkt. In de laatste influenzaseizoenen circuleerden beide influenza B-virussen vaak simultaan. Welke influenza B-virussen het meest frequent zullen circuleren in een bepaald seizoen, is moeilijk te voorspellen. Wat is de evidentie dat tetravalente vaccins voordelen bieden ten opzichte van trivalente vaccins?Uit direct vergelijkend onderzoek tussen trivalente en tetravalente vaccins blijkt dat de immuunrespons op de gemeenschappelijke influenza A- en B-viruscomponenten vergelijkbaar is; daarenboven lokken tetravalente vaccins een hogere immuunrespons uit op de influenza B-viruscomponent die wel in het tetravalente vaccin maar niet in het trivalente vaccin aanwezig is. Er zijn wel geen vergelijkende studies met morbiditeit of mortaliteit als eindpunt. Het veiligheidsprofiel van de tetravalente vaccins en de trivalente vaccins lijkt vergelijkbaar. Het mogelijk voordeel van een tetravalent vaccin hangt ook af van de aard en de virulentie van de influenzavirussen die in een bepaald seizoen circuleren. In de meeste seizoenen circuleren influenza B-virussen duidelijk minder frequent dan influenza A-virussen. In de laatste vier influenzaseizoenen varieerde in België het percentage influenza B-virussen tussen de 1,5 en 50% van de influenza-positieve stalen2. De influenza B-virussen behoorden vooral, maar niet uitsluitend, tot de B-Yamagata-lijn, aanwezig in het trivalent vaccin3. Influenza B-virussen blijken bij volwassenen daarenboven minder ernstige influenza en minder omvangrijke epidemieën te veroorzaken dan influenza A-virussen. Bij kinderen lijkt de ziektelast door influenza B-virussen daarentegen groter, waardoor het potentiële voordeel van een tetravalent vaccin bij kinderen die omwille van een verhoogd risico moeten worden gevaccineerd, mogelijk groter is. BesluitTetravalente vaccins beperken de kans op "mismatch" tussen de influenza B-viruscomponent in het vaccin en de circulerende influenza B-virussen. Dit kan theoretisch voordelen bieden, maar in de Belgische situatie bestaan weinig argumenten om een duidelijke voorkeur te geven aan een tetravalent vaccin, zeker bij volwassenen. 1.2. Levende (nasale) vaccins versus geïnactiveerde (inspuitbare) vaccins4In België wordt vaccinatie met geïnactiveerde influenzavaccins bij kinderen en adolescenten niet systematisch aanbevolen, maar enkel wanneer ze behoren tot volgende risicogroepen: (1) bij onderliggende chronische aandoening (ook indien gestabiliseerd) van longen, hart, lever, nieren, en bij metabole aandoeningen of immuniteitsstoornissen (natuurlijk of geïnduceerd) of (2) onder langdurige behandeling met acetylsalicylzuur. Wat is de evidentie dat het levend (nasaal) vaccin bij deze risicogroepen voordelen biedt ten opzichte van geïnactiveerde (inspuitbare) vaccins?
Heeft het levend vaccin bijkomende contra-indicaties, ongewenste effecten en bijzondere voorzorgen?Alle influenzavaccins zijn gecontra-indiceerd bij personen met allergie aan kippeneieren of kippeneieiwitten [zie ook Folia april 2013 ]. Daarenboven is het levend influenzavaccin gecontra-indiceerd in volgende situaties.
Gebruik van het levend vaccin wordt afgeraden bij kinderen en adolescenten met ernstig astma of wheezing, nochtans een belangrijke doelgroep voor griepvaccinatie. Ongewenste effecten van het levend vaccin zijn vooral nasale congestie, rinorroe, verminderde eetlust, zwaktegevoel, hoofdpijn, spierpijn en koorts (in de studies met Fluenz® frequenter dan met een geïnactiveerd vaccin). Er is met het levend vaccin een theoretisch risico van overdracht van het vaccinvirus; daarom wordt aanbevolen om na vaccinatie met Fluenz Tetra® gedurende 1 à 2 weken nauw contact met personen met ernstige immunodepressie te vermijden; er zijn voor zover bekend nog geen gevallen van overdracht met klinische influenza gerapporteerd. BesluitMet levende influenzavaccins worden minder influenzagevallen gezien dan met geïnactiveerde vaccins, maar er is op dit ogenblik geen bewijs dat de levende vaccins ook het risico van ernstige influenzacomplicaties meer verminderen. Er is nood aan vergelijkende studies met klinische eindpunten bij de doelgroep voor de vaccinatie met levende influenzavaccins, namelijk kinderen en adolescenten met risico van ernstige influenzacomplicaties. Juist bij een aantal van deze kinderen (bv. deze met immunodepressie of met ernstig astma) is het levend vaccin gecontra-indiceerd. De gebruiksvriendelijkheid van de nasale toediening wijzigt niets aan het feit dat het levend vaccin slechts een beperkte plaats heeft bij de hoogrisicokinderen. 2. Neuraminidase-inhibitorenOp basis van deCochrane Review over de neuraminidase-inhibitoren oseltamivir (Tamiflu®) en zanamivir (Relenza®, niet meer beschikbaar in België) was het besluit in de Folia van juli 2014 dat het voordeel met deze middelen zeer gering is. De Cochrane Review toonde dat behandeling van volwassenen met oseltamivir de duur van de symptomen van influenza met ongeveer 17 uur vermindert (wanneer gestart binnen de 48 uur na optreden van de symptomen), maar dit ten koste van een aantal ongewenste effecten (vooral nausea en braken); een effect op influenzacomplicaties werd niet aangetoond. Een meta-analyse over oseltamivir die dit jaar verscheen in The Lancet5toont gunstigere resultaten dan de Cochrane Review, maar wordt ook bekritiseerd6. Deze meta-analyse wijzigt dan ook niets aan de plaats die het BCFI geeft aan de neuraminidase-inhibitoren.
|