Deze maand in de FoliaSoms krijgt men de indruk dat de komst van steeds maar nieuwe – en tevens veel duurdere – geneesmiddelen betekent dat de oudere alternatieven definitief voorbijgestreefd zijn. Dat is alvast hetgeen sommige promotionele campagnes ons nogal eens willen doen geloven. De voordelen van de nieuwere middelen worden dikwijls onrealistisch uitvergroot. Voor velen is het dan ook even schrikken als overtuigende en harde bewijzen voor de oudere middelen worden gepubliceerd. Twee recente grootschalige studies (ALLHAT en ANBP2) bevestigen inderdaad de plaats van diuretica in de startbehandeling van hypertensie: samen met β-blokkers blijven ze de eerste keuze, tenzij er specifieke redenen zijn om aan een geneesmiddel uit een andere klasse de voorkeur te geven. Ook voor de behandeling van type-2 diabetes blijft het sinds lang bekende metformine het te verkiezen orale antidiabeticum, zeker voor obese patiënten, en voor zover er geen contra-indicatie bestaat. Hypoglykemiërende sulfamiden hebben natuurlijk ook in deze indicatie een vaste plaats verworven, en ook hiervan zijn de gunstige effecten op lange termijn op de complicaties van diabetes gekend. De glitazonen en de gliniden zijn twee nieuwere klassen waarvan de effecten op langere termijn nog niet gekend zijn: het is verstandig deze nieuwere middelen dan ook slechts te gebruiken als de oudere middelen om de een of andere reden niet kunnen of mogen gebruikt worden. |