Risico van ovariumkanker door ovulatiestimulerende geneesmiddelen

In de Folia van april 1995 en de Folia van augustus 1995werd vermeld dat een behandeling met ovulatiestimulerende geneesmiddelen het risico van ovariumkanker op lange termijn zou kunnen verhogen. Er werd verwezen naar een retrospectieve studie waarin een verhoogd risico van ovariumkanker werd gezien bij vrouwen die gedurende minstens 12 maanden waren behandeld met clomifeen; de resultaten van deze studie zijn echter in vraag gesteld.

In de Lancet [354 : 1586-1590(1999)] zijn de resultaten gepubliceerd van een cohortstudie bij 29.700 vrouwen die waren opgenomen in een programma van in vitro-fertilisatie; ongeveer 21.000 van deze vrouwen werden behandeld met ovulatie-stimulerende geneesmiddelen. De gemiddelde follow-up bedroeg 7 jaar. Ten opzichte van de algemene populatie was het risico van ovarium-, borst- en uteruskanker niet verhoogd bij de vrouwen die ovariumstimulatie hadden ondergaan bij in vitro-fertilisatie; in het eerste jaar na de behandeling werd echter een verhoogd risico van borst- en uteruskanker waargenomen. De vrouwen met infertiliteit van onbekende oorsprong hadden een verhoogd risico van ovarium- en uteruskanker. Hoewel deze resultaten geruststellend lijken, meent de auteur van een commentaar in hetzelfde tijdschrift [ Lancet 354 : 1573-1574(1999)] dat er rekening moet gehouden worden met de beperkingen van deze studie. Inderdaad onderging 71% van de behandelde vrouwen niet meer dan 3 stimulatiecycli, terwijl slechts 2% van de vrouwen 10 of meer cycli ondergingen. Anderzijds werden andere factoren die het risico van kanker kunnen beïnvloeden, zoals aantal zwangerschappen, het gebruik van orale anticonceptiva, of gebruik van ovulatie-stimulerende middelen om andere redenen dan in vitro-fertilisatie, niet in overweging genomen. De vraag of ovulatie-stimulerende geneesmiddelen het risico van ovariumkanker verhogen, is dus nog steeds niet beantwoord.