Intramusculaire toediening van vaccins: inentingsplaats en vaccinatietechniek

In het Tijdschr voor Geneeskd werden recent een aantal aanbevelingen gepubliceerd over de intramusculaire toediening van vaccins.


Inentingsplaats

Intramusculaire toediening van vaccins moet gebeuren op een plaats die enerzijds optimale waarborgen biedt voor een adequate resorptie van het ingespoten antigeen, en anderzijds zo weinig mogelijk risico van neurologisch of vasculaire aantasting of van weefselbeschadiging inhoudt. Men raadt daarom volgende toedieningsplaatsen aan.

  • Bij pasgeborenen, zuigelingen en kinderen jonger dan één jaar: het bovenste antero-laterale deel van de dij (d.w.z. de vastus lateralis van de M. quadriceps) of de bovenarm (M. deltoideus).
  • Bij kinderen boven het jaar, adolescenten en volwassenen: de bovenarm (M. deltoideus).

Wanneer meerdere vaccins op hetzelfde ogenblik moeten worden gegeven, b.v. in geval van reizigersvaccinatie, worden bij voorkeur verschillende injectieplaatsen gebruikt.

Het buitenste bovenste kwadrant van de bil (M. gluteus) wordt niet aanbevolen als inentingsplaats voor vaccins. Bij zuigelingen bestaat de gluteale regio immers vooral uit vetweefsel, en bestaat ook het gevaar van aanprikken van de N. ischiadicus. Bij volwassenen dient men bovendien rekening te houden met de sterk wisselende dikte van de subcutane vetlaag.


Injectievolume

Het maximale volume voor intramusculaire injecties op één plaats is bij zuigelingen en kinderen onder de 2 jaar 1,0 ml. Voor pasgeborenen en zuigelingen met weinig spiermassa wordt zelfs 0,5 ml als bovengrens gesteld.


Injectietechniek

De injectietechniek en de naaldlengte zijn belangrijke factoren voor een doeltreffende intramusculaire vaccinatie. Twee injectietechnieken worden aanbevolen.

  • Bij de eerste techniek, algemeen gebruikt in de Verenigde Staten, wordt de spiermassa ter hoogte van de injectieplaats samengedrukt om een betere spierpenetratie te verzekeren, en wordt de naald onder een hoek van 45° naar inferieur en posterieur ingebracht. Voor deze techniek worden naalden van 25 mm lang gebruikt.
  • De tweede techniek, aanbevolen door de Wereldgezondheidsorganisatie, omvat het aanspannen van de huid tussen duim en wijsvinger. De naald wordt onder een hoek van 90° ingebracht. Voor deze techniek worden naalden van 16 mm lang gebruikt.

Naar M. Van Der Wielen en P. Van Damme: De intramusculaire toediening van vaccins: inentingsplaats en vaccinatietechniek. Tijdschr voor Geneeskd 55 : 1391-1396(1999)

Nota van de redactie

  • Een aantal vaccins dienen subcutaan te worden toegediend, waarbij de aanbevolen toedieningsplaats de dorsale zijde van de bovenarm is, met name ter hoogte van de triceps-regio.
  • In het Gecommentarieerd Geneesmiddelenrepertorium wordt voor elk vaccin vermeld of de toediening intramusculair of subcutaan dient te gebeuren.