Behandeling van seizoensgebonden allergische rhinitis

De meest frequente symptomen van seizoensgebonden allergische rhinitis (of hooikoorts) zijn niezen, neusloop, jeuk ter hoogte van de neus, het gehemelte en de ogen, alsook neuscongestie. De diagnose berust op de anamnese [n.v.d.r.: in het bijzonder de periode waarin de jaarlijkse recidieven optreden] en familiale antecedenten. Huidtesten [n.v.d.r.: maar ook biologische testen, b.v. bepaling van de spiegels van specifieke IgE-antilichamen] laten toe de diagnose te bevestigen en laten ook vaak toe het verantwoordelijke allergeen te identificeren. Vanzelfsprekend moet in eerste instantie worden geprobeerd dit allergeen te vermijden.

De keuze van de behandeling gebeurt in functie van de belangrijkste symptomen en van het feit of het al dan niet om een eerste episode van allergische rhinitis gaat.

De geneesmiddelen die het meest frequent worden toegepast, zijn antihistaminica, oraal toegediend, en corticosteroïden voor nasaal gebruik.


Antihistaminica oraal toegediend

De orale antihistaminica verbeteren de oogsymptomen, de neusloop, het niezen en de neusirritatie, maar ze hebben weinig of geen effect op de neuscongestie. Bij een eerste episode van hooikoorts is het aanbevolen een antihistaminicum oraal toe te dienen, eventueel in associatie met een lokaal corticosteroïd. Hoewel er geen verschil is in doeltreffendheid tussen de verschillende oraal toe te dienen antihistaminica, kan het individueel antwoord zeer variabel zijn. Het gebruik van de oudere antihistaminica is beperkt omwille van het risico op sedatie. Dit risico is geringer voor de meer recente antihistaminica. De keuze gebeurt in functie van de gewenste werkingsduur, de relatieve veiligheid van het geneesmiddel, het individueel antwoord en de voorkeur van de patiënt. Met astemizol en terfenadine zijn bij hoge plasmaconcentraties hartaritmieën waargenomen die fataal kunnen zijn [n.v.d.r.: in het bijzonder in geval van overdosering of bij gelijktijdige inname van geneesmiddelen zoals ketoconazol, itraconazol, miconazol en sommige macroliden, die het hepatisch metabolisme van deze twee histaminica kunnen vertragen. Voorzichtigheid is ook geboden bij gelijktijdige inname van andere geneesmiddelen die het QT-interval kunnen verlengen. Zie ook Folia september 1995 en februari 1997


Corticosteroïden voor nasaal gebruik

Corticosteroïden voor nasaal gebruik zijn de eerste keuze bij patiënten met matige tot ernstige hooikoorts, dus bij wie de symptomen hinderlijk zijn bij de dagelijkse activiteiten. Corticosteroïden via nasale weg verbeteren de neuscongestie en ook de andere symptomen. Gezien men soms meerdere weken moet wachten alvorens voldoende doeltreffendheid wordt bekomen, is het niet aanbevolen bij een eerste episode van hooikoorts deze middelen in monotherapie te gebruiken. Daarentegen is het bij patiënten die reeds tevoren symptomen van hooikoorts hebben vertoond, aangeraden de behandeling minstens één week vóór de kritieke periode te starten. In geen enkele studie is een verschil in doeltreffendheid tussen de verschillende nasaal toe te passen corticosteroïden aangetoond. De keuze gebeurt dus in functie van de voorkeur van de patiënt en van de kostprijs. Bij de voorgestelde doses is het risico op systemische ongewenste effecten zeer gering [n.v.d.r.: voor zover de behandeling niet langdurig is of frequent wordt herhaald, en dit in het bijzonder bij kinderen (zie hieronder)]. De ongewenste effecten die zijn gerapporteerd, zoals neusirritatie, branderig gevoel en neusbloedingen, zijn in het algemeen goedaardig en voorbijgaand.


Andere behandelingen

Natriumcromoglicaat , lokaal toegediend t.h.v. het oog of de neus, kan preventief gebruikt worden. Het is vooral interessant bij kinderen, gezien ongewenste effecten zeldzaam zijn. De behandeling met natriumcromoglicaat moet gestart worden vóór het begin van de kritieke periode.

Antihistaminica voor nasaal gebruik kunnen ook gebruikt worden, maar ze zijn waarschijnlijk minder doeltreffend dan corticosteroïden via nasale weg.

Ipratropiumbromide kan nuttig zijn in geval van uitgesproken neusloop.

Vasoconstrictoren voor nasaal gebruik zouden enkel mogen worden toegepast in het begin van de behandeling, en hun gebruik dient beperkt te worden tot 5 dagen.

Vasoconstrictoren via orale weg dienen te worden vermeden gezien ze niet doeltreffender zijn dan bij nasaal gebruik en gezien het risico op ongewenste effecten zoals slapeloosheid en hyperactiviteit.

Corticosteroïden via orale weg mogen enkel worden gebruikt bij patiënten met ernstige allergische rhinitis bij wie andere behandelingen falen. In dat geval is een kortetermijnbehandeling aanbevolen om het risico op ongewenste effecten te vermijden.

Corticosteroïden via intramusculaire injectie moeten worden vermeden gezien het risico op ongewenste effecten die kunnen aanhouden.

Gezien het gevaar voor anafylactische shock mag parenterale immuuntherapie enkel worden gebruikt in ernstige gevallen, resistent tegen andere behandelingen. Deze behandeling mag enkel worden toegepast indien reanimatiemateriaal ter plaatse beschikbaar is, en indien de patiënt gedurende minstens één uur na elke injectie van nabij kan worden gevolgd.

Naar:

  • Treatment of seasonal allergic rhinitis hay fever. MeRec Bull 9 : 9-12(1998)

Nota van de redactie

  • Recent zijn in de Brit Med J 317 : 739-740(1998) twee gevallen beschreven van Cushing-syndroom bij kinderen ten gevolge van langdurig gebruik via nasale weg van betamethason, een krachtig werkend corticosteroïd. Bij deze twee kinderen speelden accidentele overdosering (omwille van de moeilijkheid het correct aantal druppels toe te dienen aan een kind dat niet meewerkt) en het langdurig gebruik een belangrijke rol.
  • Het is af te raden een corticosteroïd met systemische werking, zoals dexamethason, nasaal toe te dienen.
  • Een recent verschenen systematisch overzicht [ Brit Med J 317 : 1624-1629(1998) bevestigt het nut van corticosteroïden voor nasaal gebruik bij allergische rhinitis.