Vasoconstrictoren oraal: ernstige ongewenste effecten bij het kind

Een aantal stoffen met vasoconstrictorische eigenschappen zoals pseudo-efedrine en fenylpropanolamine, zijn, alleen of in associatie, aanwezig in talrijke specialiteiten die geregistreerd zijn in België. Ze worden voorgesteld voor toediening langs algemene weg bij sinusitis en rhinitis. Vasoconstrictoren zijn ook aanwezig in bepaalde specialiteiten die worden voorgesteld voor toediening langs algemene weg als antitussivum, mucolyticum of expectorans.

Vasoconstrictoren kunnen ernstige ongewenste effecten veroorzaken, zoals cardiovasculaire effecten (hypertensie, aritmieën...) en centrale effecten (hallucinaties, convulsies...). Zeker bij kinderen is dit risico hoog.

In La Revue Prescrire 18 : 834-835(1998) werden de resultaten gepubliceerd van een farmacovigilantie-enquête uitgevoerd in Frankrijk inzake de ongewenste effecten van vier specialiteiten op basis van pseudo-efedrine of fenylpropanolamine die langs orale weg worden gebruikt bij het kind. Volgende reacties werden geregistreerd: neuropsychiatrische effecten (n=83), convulsies (n=26), cardiovasculaire accidenten (n=4) en plotse dood (n=2). In de helft van de gevallen was hospitalisatie noodzakelijk en bij 10% van de kinderen was de situatie levensbedreigend. Rekening houdend met het goedaardig karakter van een verkoudheid, en met het risico op ernstige ongewenste effecten, besluit de auteur van het artikel in La Revue Prescrire dat vasoconstrictoren via orale weg beter worden vermeden bij het kind. Op basis van deze enquête hebben de Franse autoriteiten beslist het gebruik van de vier onderzochte specialiteiten te contra-indiceren bij kinderen jonger dan 12 jaar.

Sedert 1991 ontving het Belgisch Centrum voor Geneesmiddelenbewaking 6 meldingen van neuropsychiatrische stoornissen na inname van een associatie van pseudo-efedrine, codeïne, guaifenesine en triprolidine (ACTIFED siroop). Het ging om hallucinaties (n=3), prikkelbaarheid (n=1), verwardheid (n=1), en agitatie met hoofdpijn en mydriase (n=1). In twee gevallen was een hogere dosis toegediend dan deze in de bijsluiter aanbevolen. Het ging telkens om kinderen van 2 à 4 jaar. In alle gevallen was er een gunstige evolutie na stoppen van de behandeling.

Gezien hun ongewenste effecten worden vasoconstrictoren langs algemene weg best niet gebruikt bij kinderen. Koorts, overdosering en de gelijktijdige inname van een andere vasoconstrictor of van geneesmiddelen die de epileptogene drempel kunnen verlangen, lijken voorbeschikkende factoren te zijn voor het optreden van centrale effecten.